'Je laat toch je eigen vlees en bloed vallen'
Jan en Jo Buijs verbraken het contact met hun oudste dochter die hen van incest beschuldigt
Wubby Luyendijk, NRC Handelsblad 27 november 1998
Jan Buijs (58) en Jo Buijs-Stroo (55) uit Sliedrecht hebben twee volwassen dochters. Na een therapie beschuldigde de oudste hen van seksueel misbruik. Jan en Jo Buijs ontkennen en verbraken het contact. "Het was stuk. We konden niet langer iets erkennen dat nooit gebeurd is."
Jan Buijs: "Het besef kwam toen ik in 1993 onze kleinzoon ontmoette. Dat was bij de therapeut van onze oudste. Een Belgisch landgoed, hermetisch afgesloten met intercom en huizenhoog hek. Hij was twee en zat naast me. Ik dacht: kom alsjeblieft niet bij me op schoot zitten. Want straks denkt jouw moeder, onze dochter, dat ik je iets aandoe. Toen wist ik dat alles kapot was. Dat alle vertrouwen weg was. Stuk. Dat het zo niet verder kon."
Jo Buijs: "Zes jaar hadden we onze dochter niet gezien. Onwerkelijk was het. We hadden het over de dood van opa's hond. Over haar nieuwe huis. Over de bevalling van onze kleinzoon. Haar man stelde ons voor als 'de pappa en mama van mama'. Zelf noemt ze ons niet meer ouders. Ze schrijft ons met 'beste mensen'. September 1990 beschuldigde zij ons en familieleden van seksueel misbruik, groepsverkrachtingen en aanzetten tot prostitutie."
Hij: "Met mijn geslacht zou ik haar hebben betast. Later zou ik haar gedwongen hebben mij te pijpen. En nog later zouden er onder mijn leiding groepsverkrachtingen hebben plaatsgehad met andere familieleden, in schuren en op zolders."
Zij: "En ik was een klotewijf omdat ik dat allemaal had laten gebeuren."
Hij: "De incest herinnerde ze zich op haar zevenentwintigste. Dat gebeurde, vertelt haar therapeut, in zijn centrum voor integrale rehabilitatie. Tijdens sessies met tromgeroffel, duwen, trekken en stampen op de vloer. De therapeut, een bekende van haar man, zei ons: 'Of het misbruik wel of niet gebeurd is, interesseert me niet. Accepteer haar herinneringen. Het geheugen kan een ware terreur uitoefenen'."
Zij: "Op advies van huisarts, psychiater en psycholoog hebben we de beschuldigingen nooit glashard ontkend. Ze zeiden: 'Ga er niet tegen in maar praat met haar, onder leiding van een deskundige.' Zij kwam toen met haar therapeut, ieder ander wantrouwde ze. Wij stemden in. Anders zou ze zich van ons afkeren."
Hij: "Na die ontmoeting besefte ik dat de beschuldiging altijd tussen ons in blijft staan. Dat zoiets onomkeerbaar is. Je leeft met de rem erop."
Zij: "We kregen weer contact met haar. Een leuke briefwisseling, we stuurden foto's over en weer. Eén keer kwam ze langs. Maar altijd werd het onderwerp incest zorgvuldig gemeden."
Hij: "Totdat zij in een brief vroeg of we alsjeblieft haar misbruikherinneringen wilden accepteren. Die waren vele malen belangrijker, schreef ze, dan de feitelijke gebeurtenissen."
Zij: "Toen kwam onze ontkenning. Wij kunnen geen begrip hebben voor iets dat niet gebeurd is."
Hij: "We lazen het boek van geheugendeskundigen Merckelbach en Crombag, 'Hervonden herinneringen en andere misverstanden'. Zij schrijven dat verdrongen herinneringen die jaren later na therapie bovenkomen, pseudo-herinneringen zijn. Volgens ons is daar bij haar sprake van. We hebben dat geschreven. Zij ontkent dat. Bovendien, schrijft ze: goede ouders erkennen de gevoelens van hun kinderen, of ze nu waar zijn of op fantasie berusten."
Zij: "Ze kan in feite niet anders. Als zij zou terugkomen op haar incestverhaal, zou ze haar man, haar kinderen, en die therapeut loslaten."
Hij: "Terwijl ze ons schrijft dat ze nu juist zo gelukkig is met man en kinderen."
Zij: "Wat willen wij dan nog? Laat haar met haar man en kinderen gelukkig zijn. En laten wij ter bescherming van onszelf kijken naar wat de toekomst biedt. We hebben ook nog een andere dochter. Die band is heel fijn, vertrouwd, geborgen."
Hij: "Toch slagen we er nog niet in verder te leven. We hebben bij de Belgische justitie een klacht tegen de manueel therapeut ingediend. Hij blijkt door de Belgische Orde van Geneesheren voor het leven geschorst. Hij heeft volgens ons een foute diagnose gesteld en een foute behandeling toegepast. En in de drie keer dat we hem hebben ontmoet, kregen we een nogal merkwaardige indruk van hem."
Zij: "In april 1991 spraken we hem voor het eerst. Hij zei: 'Uw dochter kwam als een schuw vogeltje, helemaal geblokkeerd. Diezelfde blokkades zie ik bij u'."
Hij: "De tweede keer kwamen we om op zijn verzoek onze dochter te ontmoeten. De tijd was daarvoor rijp, want hij bespeurde 'evolutie'. De afspraak liep mis - we keerden terug naar huis. Want hij was vergeten haar uit te nodigen."
Zij: "We vroegen hem: 'Hoe hebt u de incest vastgesteld?' Hij antwoordde: 'Dat is nog niet helemaal doorgesijpeld. Maar komaan leef verder. Ge moet het verleden laten rusten.' En of we wel even 150 gulden voor het consult betaalden. Dat hebben we nagelaten."
Hij: "Inmiddels hebben we via de Nederlandse Werkgroep Fictieve Herinneringen lotgenoten ontmoet die twijfelen aan zijn werkwijze. De Maastrichtse professor Merckelbach bevestigde dat. 'Hij is in onze contreien bekend,' schreef hij ons, 'en geniet daar precies de reputatie die u hem toedicht'."
Zij: "Maar daar heb je je dochter niet mee terug. Nog elke dag vragen we ons af waar het mis is gegaan."
Hij: "Jo en ik hebben elkaar in Zeeland ontmoet. We moesten trouwen, daar schaam ik me niet voor. Ik zat nog op de kweekschool toen Jo zwanger werd. We verhuisden naar Sliedrecht. Daar vond ik een baan als onderwijzer en werd ik hoofd van een school. Na twee maanden werd onze jongste geboren.
Beide kinderen groeiden voorspoedig op. Alle twee onze dochters zaten bij mij op school. Nooit in mijn klas - want dan krijg je een dubbelrol. En ze hebben toch al een bijzondere positie op school. Zo weet ik nog precies dat ik ontdekte dat de oudste de buitenmuur had bekliederd. Ik herkende haar handschrift. Ze heeft het zelf moeten schoonmaken. De oudste had daar nooit problemen mee, de jongste wel. Die zie als ze werd geplaagd: 'Dat ga ik mijn vader vertellen.'
Met de oudste kregen we problemen toen ze veertien was. We konden haar soms wel achter het behang plakken. Ze was erg vrij. Via vrienden van de voetbal hoorde ik in wat voor scene ze zat. Toen dacht ik: Jezus Christus. Drugs, en drank. Maar hoe ga je daarmee om? Verbieden gaat niet. Want aan regels hield ze zich niet. Ze kwam nooit thuis op de afgesproken tijd. Om het duur te zeggen: ze onttrok zich op alle mogelijke manieren aan het ouderlijk gezag.
Op school ging het intussen slechter. Haar achten werden zessen. En ze begon te zeuren dat ze het huis uit wilde. Naar een huisje op de dijk. En pa, jij kent wethouders, dus jij regelt dat wel even. Ik heb gezegd: 'Je kunt kiezen of delen. Of je gaat - maar dan krijg je geen cent van me en moet je financieel voor jezelf zorgen. Of je blijft, je houdt je aan onze regels en wij betalen je levensonderhoud en al je studies.'
Vier weken heeft ze tegen mij geen mond opengedaan. Als ik de kamer in kwam, ging zij weg. Als ik aan tafel schoof, stond zij op. Tot ze zei: 'Je hebt me te pakken. Ik blijf.' Ik zei: 'Op twee voorwaarden. Jij houdt je aan onze regels. En jij haalt binnen zes jaar je VWO-diploma. Want daar heb je de capaciteiten voor.' Daarna ging het weer goed. Ook door haar nieuwe vriend. Kon ik prima mee opschieten. We gingen samen biljarten en voetbalden in hetzelfde elftal."
Zij: "De verwijdering ontstond toen ze een andere vriend kreeg. Ze woonde al zes jaar op kamers en had haar hogeschooldiploma gehaald. Ze gingen samenwonen. En toen we door Jans werk in 1987 niet samen op haar huis konden passen, kregen we een boze brief. Ze was koud, kil en gevoelloos opgevoed. We hadden van haar leven een puinhoop gemaakt."
Hij: "Ik was in de puberteit blijven steken. Jo had helemaal geen gevoel. En we hadden ons alleen maar bekommerd om de opleiding. Voor de rest, geestelijk, kerkelijk, moreel had ze niks van ons geleerd."
Zij: "Ons huwelijk was volgens haar een puinhoop. Dat stelde niks voor. En zij was daarvan de schuld geweest. Want ze was een ongewenst kind."
Hij: "Onzin. Maar het maakt me wel onzeker. Misschien ben ik te autoritair geweest als vader. Je dochter vindt dat ze verkeerd opgevoed is, een vader probeert dat te weerleggen, maar dat zal zijn dochter alleen maar zien als een bevestiging van haar idee. Je kan je niet verdedigen tegen een gevoel.
We hebben haar direct gebeld, maar er was geen woord met haar te wisselen. Ze wilde ons niet meer zien, later ook haar zus en grootouders niet meer. Toen brak er een radiostilte aan. Talloze pogingen hebben we gedaan om met haar in contact te komen. Via een deskundige, vis de moeder van haar vriend, via de pastoor. Dat lukte pas door tussenkomst van die Belgische therapeut."
Zij: "Verwijten over het seksueel misbruik kregen we vier jaar na die boze brief. In opnieuw een brief. Aan de incestplegers, stond erop. Ja incest, het ergste misdrijf waar je je als ouder aan kunt bezondigen. Toen ik dezelfde dag haar opbelde, kreeg ik eerst haar vriend en later haarzelf. Geen woord kreeg ik ertussen. Gillen, krijsen en janken. En hij vergeleek ons met Finkensieper, de kinderpsychiater die veroordeeld is voor seksueel misbruik van minderjarigen. Dat speelde in die tijd."
Hij: "Tegen onze jongste dochter had ze al zoiets gesuggereerd. Ze had op televisie meisjes over incest horen vertellen. Dat kwam haar bekend voor. Niet dat het haar overkomen was maar toch."
Zij: "De jongste heeft geantwoord: 'Met mij is dat niet gebeurd. En met jou ook niet.' Dat was hun laatste contact."
Hij: "Direct na die brief hebben we nog een rechtszaak overwogen. Een rechter die op basis van feiten klaarheid zou scheppen was een laatste redmiddel. De advocaat zei dat we zeker zouden winnen. Maar de psychiater raadde het af. Niet aan beginnen, zei hij. Het kan je hele leven kapot maken. Je wint, maar intussen kan ze je hele omgeving inlichten en raak je iedereen kwijt."
Zij: "Dat is toch gebeurd. Jan zit nu thuis. Hij heeft de fusie van zijn school niet overleefd."
Hij: "Ja, het gaat op en af. Ik ben niet verbitterd, ik haat haar niet. Het is meer diepe teleurstelling. En er zijn nog zoveel vragen. Haar laatste levensteken was een geboortekaartje van hun derde kind. Een zoon. Hij heet Jan, net als ik."
Zij: "Als je kind doodgaat kun je iets verwerken. Dat is tastbaar. Dit niet. Dat maakt het verdriet ongrijpbaar, maar ook zo permanent, zo onbeheersbaar. We kunnen het nooit weerleggen. Het blijft haar woord tegen het onze. Dit voorjaar schreef ik een laatste brief. Dat wij haar het beste wensen. Maar dat wij niet kunnen leven met de eis haar herinneringen te erkennen."
Hij: "Je laat je eigen vlees en bloed vallen. Dat moet als je verder wilt. Dat kost me veel moeite. Want dit gaat nooit over."
De betrokken dochter heeft desgevraagd laten weten dat ze geen bezwaar maakt tegen publicatie van dit interview, wel benadrukt ze dat zij andere herinneringen heeft.