Justitie kritischer over incestverhalen
Jan van Klinken, Reformatorisch Dagblad 24 maart 2001
De officier van justitie die vorig jaar april twee broers voorde Haagse rechtbank had gedaagd omdat ze zich schuldig zouden hebben gemaakt aan seksueel misbruik, kwam met een opmerkelijke eis. Hij vorderde geen straf, maar vrijspraak. Prompt werd die door de rechter verleend.
Kort voor de berechting was het rapport van een deskundige bij de officier bezorgd. De conclusie daarvan was helder. Het vermeende slachtoffer was zich pas tijdens therapie het seksueel misbruik gaan herinneren. De deskundige kwalificeerde het verhaal als onbetrouwbaar en adviseerde de officier van justitie er geen geloof aan te hechten. Zo gebeurde.
De vrijspraak in deze zaak staat niet op zichzelf. Ook justitie weet tegenwoordig dat beschuldigingen van seksueel misbruik niet altijd op feiten berusten, zeker niet als er sprake is van zogeheten hervonden herinneringen. Daardoor wordt er kritischer dan voorheen mee omgegaan.
Vorige week maakten we melding van het fenomeen dat ouders die ten onrechte zijn aangeklaagd schadevergoeding eisen. Ter afsluiting de visie van wetenschapper prof. dr. Harald Merckelbach en van hulpverlener drs. Janneke Kok van Eleos.
Prof. dr. H. Merckelbach, expert hervonden herinneringen: Geen bewijzen te vinden
Over hervonden herinneringen wordt vaak gesproken in termen van believers en non-believers: mensen die erin geloven en die er niet in geloven. Tot ergernis van de Maastrichtse hoogleraar Harald Merckelbach. "Ik kan daar helemaal niets mee."
Samen met prof. dr. H. Crombag schreef Merckelbach een boek over de hervonden herinneringen. De kern van hun boodschap is dat er geen wetenschappelijk bewijs voor is. "Daarin is niets veranderd. Ik ben in de wetenschappelijke vakbladen nog steeds geen bewijzen tegengekomen."
Mechanisme
Over de werking van onze "bovenkamer" is nog veel onduidelijk, maar als er één onderdeel is waarvoor dat niet geldt, is dat de werking van het geheugen. Merckelbach: "We weten bijvoorbeeld dat we geen herinneringen hebben die teruggaan naar de tijd voor het derde levensjaar."
Op dezelfde manier kan een uitspraak worden gedaan over het verschijnsel van de hervonden herinneringen. "Het is mogelijk om gebeurtenissen te verdringen, maar niet op een manier dat herinneringen ontoegankelijk worden en alleen nog via therapie zijn op te halen."
Degenen die menen dat er wel sprake kan zijn van hervonden herinneringen, denken dat er bij incestslachtoffers een beschermingsmechanisme in werking treedt. De gebeurtenis is volgens hen zo ingrijpend dat het geheugen de herinnering wegstopt in een ontoegankelijk gebied.
Merckelbach betwist de juistheid van die veronderstelling. "Als dat mogelijk is, zou het zeker moeten voorkomen onder de overlevenden van de holocaust. Velen hebben in hun jeugd de verschrikkelijkste dingen zien gebeuren. Er heeft een onderzoek plaatsgehad onder een groep ernstig getraumatiseerden, maar dat heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor het bestaan van herinneringen die eerst nog toegankelijk gemaakt moeten worden."
Geen steun
"Wat we wel kennen, is dat slachtoffers van incest het abnormale van de gebeurtenissen niet zien. De dader heeft het er als het ware ingestampt dat het seksueel misbruik normaal is. Maar dat is toch wezenlijk iets anders. De herinneringen zijn bij zulke mensen 'gewoon' aanwezig."
Merckelbach, die nogal eens als getuige-deskundige in strafzaken optreedt, is wel verweten dat hij incestslachtoffers een slechte dienst bewijst. Maar dat laat hij zich niet aanleunen.
"Een incestdader hoeft van mij geen enkele steun te verwachten. Ik wil de ernst van incest als misdrijf ook niet bagatelliseren. Het is een veel groter probleem dan dat van de hervonden herinneringen. Maar als mij als wetenschapper wordt gevraagd wat ik van hervonden herinneringen kan zeggen, is mijn antwoord dat ik er geen enkel bewijs voor kan vinden. Als iemand mij dat bewijs wel kan geven, ga ik meteen overstag."
Het Amerikaanse handboek voor de psychiatrie, DSM IV, kent de aandoening "dissociatieve amnesie", waarbij sprake is van moeilijk toegankelijke herinneringen.
Merckelbach: "Daar is veel kritiek op gekomen. De grote Amerikaanse geheugenexperts kennen het verschijnsel niet. Ik verwacht dat de term in de volgende editie zal sneuvelen."
Vanwaar dan die zogeheten hervonden herinneringen?
"Meestal gaat er hypnose of dromenuitleg aan vooraf. Het komt zelfs voor dat mensen eerst ontkennen. Doorgaans zijn ze te goeder trouw. Maar ze zijn natuurlijk niet voor niets in therapie gegaan. Ze functioneren niet goed en als dan de therapeut een verklaring aanreikt voor hun problemen, raken ze er oprecht van overtuigd dat er iets geweest moet zijn. De aangereikte verklaring wordt als het ware dankbaar aanvaard."
Drs. Janneke Kok, therapeute bij Eleos: Voorzichtiger geworden
Of een incestverhaal waar is of niet vindt drs. Janneke Kok wel belangrijk, maar het is niet haar voorwaarde om te kunnen behandelen. "Wij zijn er als hulpverleners in de eerste plaats om mensen met problemen te helpen, niet om juridisch te beoordelen of hun verhalen wel kloppen."
Als therapeute bij Eleos (voorheen Gliagg) kan Janneke Kok bogen op een langdurige ervaring met hulpverlening aan zowel incestdaders als -slachtoffers. Ook in de gereformeerde gezindte komt seksueel misbruik veelvuldig voor. Overigens niet vaker dan daarbuiten, zoals wel wordt beweerd. "Maar ook niet minder vaak en dat zou je toch eigenlijk wel mogen verwachten", tekent zij aan.
Beleving
Waarheidsvinding speelt in de hulpverlening een andere rol dan bij voorbeeld in de rechtspraak. Kok: "Iemand meldt zich bij ons aan omdat hij of zij problemen heeft en hulp nodig heeft. Iemand is bijvoorbeeld depressief, kan zich niet concentreren of is zelfs suïcidaal. Wanneer cliënten vervolgens vertellen over wat er in hun beleving is gebeurd, ga ik daar serieus mee om. Maar ik zit niet op het puntje van mijn stoel tot ik zeker weet: Het is waar of het is niet waar. Ook als ik daarover geen uitsluitsel heb, kan ik behandelen.
Ik heb de taak de cliënt te helpen met de problemen waarvoor hij of zij komt en registreer ondertussen nauwkeurig wat ik hoor. Dat zal ik steeds weer betrekken bij het diagnostisch beeld dat ik heb van de cliënt en dat zo nodig in overleg met anderen wijzigen of aanvullen. Het serieus nemen van de beleving van de cliënt staat naast de vraag of verhalen wel kloppen."
Ze vervolgt: "Het kan zijn dat iemand verward is en met een aaneenrijging van beschuldigingen komt waarvan je denkt: dat kan niet allemaal waar zijn. Het kan ook zijn dat iemand met een helder en evenwichtig verhaal komt. Zowel in het ene als in het andere geval zal de hulpverlener de uitspraak in het midden laten of er wel echt sprake is geweest van incest, maar de ene diagnose zal anders luiden dan de andere."
Maar als u echt merkt dat verhalen verzonnen zijn?
"Wat zou ik ermee opschieten als ik tegen een cliënt zeg: Ik geloof u niet? Meestal menen cliënten wat ze zeggen, ook al klopt het niet met aantoonbare feiten. Ze kunnen in een bepaalde fase de fictie nodig hebben om overeind te blijven. Het opdissen van verzinsels maakt dan kennelijk deel uit van de stoornis. Die stoornis is dan uitgangspunt van de behandeling."
Dubieus
Bij hervonden herinneringen blijkt het vaak niet de cliënt te zijn die met het incestverhaal komt, maar de hulpverlener die het min of meer oproept. Dat soort geleide therapie vindt Kok dubieus.
"Wanneer gezocht wordt naar herinneringen, moet dit van tevoren duidelijk met de cliënt besproken zijn. Het dient ook te gebeuren bij vol bewustzijn van de cliënt. Het heeft pas een functie wanneer de cliënt zelf aangeeft dat hij of zij zich iets herinnert en dat verder wil onderzoeken. Overigens vind ik het niet in alle gevallen raadzaam om er diep op in te gaan met de cliënt."
Dat tijdens therapie herinneringen worden hervonden, wil ze met de nodige slagen om de arm niet helemaal uitsluiten. Ze verwijst naar het handboek DSM IV, dat het verschijnsel kent van ontoegankelijke herinneringen. Zolang dat niet is herroepen, gaat ze daarvan uit.
In de loop der jaren is men wel voorzichtiger geworden. "Dat geldt voor de hele beroepsgroep. Er wordt nu meer rekening mee gehouden dat incestverhalen verzonnen kunnen zijn. Tien jaar geleden was daarover minder bekend."
Stel dat zo'n cliënt aangifte wil doen.
"Dat is in de eerste plaats de eigen verantwoordelijkheid van een cliënt. Wanneer ik aanwijzingen heb dat de beleving van de cliënt niet overeenkomt met de werkelijkheid, zal ik het doen van aangifte zeker niet bevorderen. In zo'n situatie is aangifte zowel voor anderen als voor de cliënt schadelijk."