Valse beschuldigingen
Kitty Hendriks, Doorkijk, februari 2005
"Toevallig kreeg ik uw artikel in handen over de taal van het onderbewuste. Hoe goed vind ik het dat u dat artikel geschreven hebt. In mijn praktijk (ik ben emeritus pastoor) heb ik kennis genomen van een drama in een gezin, waar een dochter haar ouders beschuldigde van incest, daarvan in kennis gekomen door een behandeling door een psychiater, die bij haar oude herinneringen boven bracht."
Zo begint een brief die ik ontving als reactie op mijn artikel in Doorkijk 5, De taal van het onderbewuste? De oud-pastoor beschrijft hoe hij zich voor het gezin heeft ingezet; hoe hij de psychiater op zijn wanprestatie heeft aangesproken en zelfs een klacht heeft ingediend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Zonder resultaat. Hij sluit af met: "Ik schrijf u dit alles omdat ik meen dat een vervolgartikel gewenst is, niet alleen als troost voor beschadigde ouders, maar ook omdat door publiciteit wellicht een einde kan komen aan de afschuwelijk behandelmethodes van bepaalde psychiaters." Graag geef ik gehoor aan zijn verzoek om ook de kant van de ouders te belichten, want over dit onderwerp moet nog een heus taboe doorbroken worden.
September 1990. De post is geweest en Jan Buijs kijkt wat er tussen zit. Op een envelop herkent hij het handschrift van zijn oudste dochter, de brief is geadresseerd aan "De incestplegers". Hij is met stomheid geslagen. Wat is hier de bedoeling van? Al lezend valt hij van de ene verbazing in de andere. Hij raakt totaal overstuur. In een lange brief volgt de ene beschuldiging na de andere. Jan zou zijn dochter vanaf haar tweede tot haar tiende jaar seksueel hebben misbruikt en dat niet alleen. Hij zou haar ook meegenomen hebben naar schuren en hooizolders waar zij door andere familieleden werd verkracht. Zijn vrouw Jo is medeschuldig, want zij zou van het misbruik op de hoogte zijn geweest en het niet voorkomen hebben. Jo belt haar dochter diezelfde dag nog op, om te vragen wat er met haar dochter aan de hand is. Aan de telefoon krijgt ze een krijsende en gillende dochter, waarmee geen zinnig gesprek te voeren is. Er valt niet meer met haar dochter te praten, de deur is hermetisch afgesloten.
In de loop der jaren hebben veel ouders soortgelijke brieven ontvangen of zijn op een andere manier met onterechte beschuldigingen geconfronteerd. In de meeste gevallen betreft het een dochter die in therapie tot de ontdekking is gekomen dat ze een heel verleden met gruwelijke incestervaringen heeft verdrongen. Deze nieuwe kijk op haar leven wordt haar nieuwe houvast en het contact met de ouders wordt veelal verbroken. Soms wisten de ouders wel dat de dochter problemen had of in therapie was, soms stond het contact al langer op een laag pitje, maar de beschuldigingen komen altijd als een donderslag bij heldere hemel.
Gevoelens van woede, onmacht, wanhoop en diep verdriet overweldigen de vals beschuldigde ouders. Vaak ondervinden zij in hun naaste omgeving wel veel steun en medeleven, maar daarbuiten lopen ze op tegen een muur van onbegrip. Uitspraken als "Daders ontkennen altijd" en "Waar rook is is vuur" plaatsen hen voorgoed in de verdachtenbank. Ze raken hun onbevangenheid kwijt in het contact met kinderen, uit angst voor nieuwe beschuldigingen. Een ander pijnlijk gevolg is dat de ouders als gevolg van het verbroken contact met het beschuldigende kind, ook de betrokken kleinkinderen niet meer kunnen zien opgroeien. Sommige families vallen uiteen, omdat andere kinderen in het gezin geen partij willen kiezen, of juist in de waanzin meegetrokken worden en na verloop van tijd ook met beschuldigingen komen.
Voor Jan Buijs hebben de beschuldigingen nog verder strekkende gevolgen. Hij is werkzaam als directeur op een basisschool en stelt een aantal mensen, onder wie de wethouder van onderwijs, van zijn problemen op de hoogte. Zij reageren vol begrip. Vanwege een fusie tussen Jans school en een andere basisschool ontstaat er een conflict over wie de directeur mag leveren. Het vertrouwen dat Jan in sommige personen heeft gesteld keert zich nu tegen hem. Hij wordt ontslagen en zijn werkgever betrekt de incestbeschuldigingen in de ontslagprocedure.
In 1994 richten een aantal ouders de Werkgroep Fictieve Herinneringen (WFH) op, naar voorbeeld van de Amerikaanse False Memory Syndrome Foundation. Driehonderd ouderparen hebben inmiddels contact gezocht met de WFH en melding gemaakt van stuk voor stuk schrijnende verhalen over verwoeste familierelaties. Het komt zelden voor dat de beschuldigingen weer ingetrokken worden. Soms wordt wel het contact hersteld, maar zonder dat de beschuldigingen onderwerp van gesprek zijn. Het herstelde contact is broos, en de ouders willen niet het risico lopen opnieuw hun kind te verliezen. Maar voor andere ouders is het herroepen van de beschuldigingen een voorwaarde voor hernieuwd contact.
De dochter van Jo en Jan Buijs eist dat haar ouders haar misbruikherinneringen accepteren. Het gaat volgens haar niet om de feitelijke gebeurtenissen, maar om haar gevoel. Voor Jo en Jan is dit onmogelijk. Ze kunnen niet erkennen wat nooit gebeurd is, en geen begrip hebben voor gevoelens die hen als zedendelinquenten aanwijzen. In een brief hebben zij hun dochter laten weten dat zij haar het beste wensen, maar niet kunnen leven met haar eis haar herinneringen te erkennen. Een moeilijke en pijnlijke beslissing, maar voor hun de enige manier om verder te kunnen met hun eigen leven.
In zijn tienjarig bestaan heeft de WFH op maatschappelijk gebied heel wat bereikt. Bij de overheid vinden zij in eerste instantie geen gehoor voor hun specifieke problematiek en hun roep om meer toezicht op therapeuten. Ze dienen een klacht in bij de Nationale Ombudsman, die gegrond wordt verklaard en er uiteindelijk toe leidt dat de toenmalige minister van VWS, mevrouw Borst, een commissie instelt om haar te adviseren over deze problematiek. Het wachten duurt drie jaar, maar begin 2004 is het er eindelijk: het rapport "Omstreden herinneringen". De Gezondheidsraad maakt in dit rapport duidelijk dat fictieve incestherinneringen bestaan, dat zij kunnen worden opgewekt tijdens risicovolle therapieën, en dat zij schade toebrengen aan de patiënten en aan hun ouders. De raad adviseert dat er richtlijnen worden opgesteld voor therapeuten en hun beroepsverenigingen, dat in opleidingen aan dit probleem aandacht wordt besteed en dat er een 'bijsluiter' komt die patiënten waarschuwt voor de mogelijke gevaren van psychotherapie. De minister volgt de adviezen op. Hij geeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg opdracht deze richtlijnen te formuleren en daar wordt nu naar uitgezien.
Na dit wereldwijd unieke succes van erkenning heeft de WFH besloten er een punt achter te zetten. De laatste jaren kwamen nog maar weinig meldingen binnen en alle activiteiten hebben veel energie gevergd. De tijd is aangebroken om weer terug te keren naar zichzelf; naar het eigen verdriet, maar ook naar hun dierbaren. Met hen moeten zij verder. Het wordt tijd weer vooruit te kijken. Maar ergens diep van binnen blijft altijd de hoop op de terugkeer van het verloren kind.
Taal van het onderbewuste?
Kitty Hendriks, Doorkijk, oktober 2004
Het gebeurt regelmatig dat een vrouw in therapie een jeugdtrauma op het spoor komt waar ze voordien totaal geen weet van had. De herinneringen zouden te pijnlijk zijn en bij wijze van zelfbescherming uit het geheugen gewist. Sinds kort is er meer aandacht voor de keerzijde hiervan. De kans is namelijk groot dat het fictieve herinneringen betreft. Maar hoe kan iemand nu gaan geloven in iets wat nooit gebeurd is?
Een paar jaar geleden zocht Miranda hulp bij een therapeut die haar als zeer goed was aanbevolen. Ze had vertrouwen in hem als persoon en geloofde in zijn deskundigheid. De reden waarom ze hulp zocht was een vervelende ervaring in het heden, maar de therapeut was van mening dat de oorzaak van haar probleem in het verleden lag. Miranda had weinig zin om in haar verleden te duiken, maar liet zich toch overtuigen dat het nodig was. Hij had er tenslotte verstand van. Na een tijdje zei de therapeut dat hij uit allerlei signalen kon afleiden dat Miranda op jonge leeftijd seksueel misbruikt moest zijn. Miranda ontkende dat, want ze had daar geen herinneringen aan. Maar haar ontkenning werd niet geaccepteerd, ze zou haar herinneringen verdrongen hebben. "Ik begrijp dat je het wilt ontkennen, het is heel pijnlijk om onder ogen te zien," zei hij, en: "Als je niet erkent en verwerkt wat je als kind is overkomen zul je je nooit beter gaan voelen". Zo werd ze in verwarring gebracht.
Miranda ging op zoek naar de herinneringen waarvan haar therapeut zeker wist dat ze er moesten zijn. Ze raakte zo geobsedeerd door de vraag of ze als kind was misbruikt dat ze nachtenlang droomde over seksueel misbruik. Maar dat waren toch maar dromen? "Nee," zei de therapeut, "dromen zijn de taal van het onderbewuste. Deze dromen proberen jou duidelijk te maken wat er als kind met je is gebeurd". Ze kon geen kant meer op. De therapeut werd boos als ze bleef ontkennen. Als Miranda haar ouders in bescherming nam noemde hij dat loyaliteit met de daders. "Wanneer kies je nou eens voor jezelf?" Uiteindelijk begon ze er zelf in te geloven. Hij had gelijk. Haar vader had haar misbruikt. Miranda's leven werd een hel waarin ze overspoeld werd door beangstigende beelden en herinneringen aan het misbruik door haar vader. Ze zag nu glashelder voor zich wat hij haar had aangedaan en twijfelde niet meer. Ze probeerde haar traumatische ervaringen te verwerken en werd steeds afhankelijker van haar therapeut.
Na drie jaar beëindigde Miranda de therapie. Nu ze niet meer gefixeerd was op wat er allemaal mis was gegaan in haar jeugd zagen andere herinneringen kans in haar bewustzijn te komen. Herinneringen die ze, voor de therapie, altijd had gehad aan haar kindertijd en die niet te rijmen waren met de hervonden incestherinneringen. Miranda kwam tot de schokkende ontdekking dat haar hervonden herinneringen helemaal niet klopten. Ze was ten prooi gevallen aan de incestobsessie van haar therapeut. En nog erger, ze had haar vader vals beschuldigd. Ze voelde zich afschuwelijk om de leugens die ze verteld en ook zelf geloofd had. Gelukkig namen haar ouders het goed op en begrepen ze dat Miranda met een vorm van hersenspoeling te maken had gehad.
De meeste mensen die in therapie gaan staan op dat moment niet zo stevig in hun schoenen. Een therapiesituatie is per definitie ongelijkwaardig en er is vaak sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Een therapeut kan makkelijk misbruik maken van het vertrouwen van de cliënt. Door suggestie en subtiele dwang kan iemand gaan geloven in onware herinneringen. Er is zelfs geen hypnose voor nodig.
Helaas heb ik eenzelfde ervaring als Miranda opgedaan. Om meer bekendheid te geven aan het fenomeen fictieve herinneringen en om anderen te waarschuwen tegen dit soort praktijken heb ik een website opgezet en een boek geschreven.
De website www.traumaversterking.nl geeft achtergrondinformatie en vertelt naast mijn verhaal ook de ervaringen van andere vrouwen in soortgelijke therapiesituaties. In mijn boek Vaag verleden beschrijf ik gedetailleerd het verloop van de therapie, om zo duidelijk te maken hoe fictieve herinneringen langzaam je geest binnendringen en je twijfel verdrijven. Het boek verschijnt in de tweede helft van oktober bij Uitgeverij L.J.Veen.