Werkgroep Fictieve Herinneringen
De informatie op de volgende pagina's is afkomstig van de website van de Werkgroep Fictieve Herinneringen. Deze werkgroep is in 1994 door enkele ten onrechte beschuldigde ouders opgericht. 10 jaar later werd eindelijk de volgende officiële conclusie getrokken:
Vals beschuldigd
Herinneringen
De informatie op de volgende pagina's is afkomstig van de website van de Werkgroep Fictieve Herinneringen. Deze werkgroep is in 1994 door enkele ten onrechte beschuldigde ouders opgericht. 10 jaar later werd eindelijk de volgende officiële conclusie getrokken:
"Fictieve incestherinneringen bestaan, ze kunnen worden opgewekt tijdens ‘risicovolle’ psychotherapie, vooral bij suggestieve patiënten, en ze kunnen schade toebrengen aan die patiënten en hun ouders."
De minister van Volksgezondheid heeft in juni 2004 deze belangrijke conclusie van de Gezondheidsraad overgenomen. De minister roept de beroepsorganisaties op om richtlijnen voor psychotherapeuten op te stellen over het omgaan met traumaherinneringen in therapie. Voor patiënten moet er een ‘bijsluiter’ komen met algemene informatie over de effecten, nadelen en alternatieven van psychotherapie. De Inspectie van de Gezondheidszorg zal het laatste kwartaal van 2004 een rapport uitbrengen over de voortgang van het overleg met de betrokken beroepsgroepen.
Daarmee heeft de Werkgroep Fictieve Herinneringen (WFH), na 10 jaar werken en wachten, bereikt dat de beroepsgroepen hun werkwijzen moeten aanpassen en zich bewust moeten zijn van de schade die zij kunnen aanrichten. De werkgroep is in augustus 2004 opgeheven.
In de 10 jaar van zijn bestaan heeft de WFH veel informatie verzameld voor ten onrechte beschuldigde ouders en andere belangstellenden. Omdat het jammer zou zijn als deze informatie verloren gaat met het uit de lucht halen van de WFH-website, heeft Traumaversterking (met toestemming van de WFH) een aantal van hun documenten overgenomen:
- handreiking ‘Wat te doen…? U bent beschuldigd’;
- het rapport ‘Een kleine fout?’ waarin het probleem wordt geschetst en de ervaringen van de werkgroep van de eerste drie jaar zijn beschreven;
- het rapport van de Ombudsman (2000) over de klacht van de werkgroep tegen de minister van Volksgezondheid, die de problematiek onvoldoende heeft aangepakt (pdf);
- ‘Ontwikkelingen en werkzaamheden in de jaren 1997-2004’; een vervolg op het WFH-rapport ‘Een kleine fout?’;
Inleiding
Onterechte incest-beschuldigingen door volwassen kinderen zijn helaas ook in ons land geen uitzondering meer. Dit vouwblad is een handreiking voor ten onrechte beschuldigden en voor hun naaste familie, opgesteld door de Werkgroep Fictieve Herinneringen. Achtereenvolgens komt aan de orde, wat u wel of niet zou kunnen doen ten aanzien van:
- de beschuldiging;
- de aangeefster (resp. de aangever; in het vervolg spreken wij gemakshalve alleen van 'aangeefster', omdat het meestal een dochter is);
- de betrokken instanties en personen;
- de eventuele aangifte bij de politie;
- anderen in uw omgeving.
Maar eerst vier belangrijke algemene adviezen:
- Als u onschuldig bent, is er geen reden om u schuldig te voelen. Houdt uzelf dat steeds voor.
- Een onterechte beschuldiging veroorzaakt grote spanning en onrust bij de beschuldigde en diens naasten. Het is daarom beter om belangrijke beslissingen in uw leven (rond werk, huis, relaties e.d.) in die periode óf uit te stellen, óf met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te overwegen. Probeer geen haat te koesteren, dit kan een obsessie worden.
- Schrijf, bijvoorbeeld in dagboekvorm, zoveel mogelijk op over de volgende punten, en bewaar daarbij relevante documenten en brieven. Dit is in eerste instantie voor uzelf bedoeld, om "het van u af te schrijven". Aan de andere kant is het nuttig om de feiten op papier te hebben, als u het verhaal moet vertellen, bijvoorbeeld tegen de politie of als u een klacht indient (zie punt 3. en 4.)
- Probeer dingen te vinden die u in uw geval "troosten": zoals wandelen in de natuur, het luisteren naar muziek, het lezen van bepaalde boeken (1), het praten met vrienden, het gaan naar de kerk.
1. Over de beschuldiging:
- Wat is de exacte beschrijving van de beschuldiging?
- Wanneer, waar en in welke omstandigheden hoorde u voor het eerst van de beschuldiging?
- Hoe was uw reactie?
- Hoe was de houding/reactie van de andere aanwezigen?
- Werd uw eventuele partner er bij betrokken? Zo ja: waarom?
- Wat was haar/zijn reactie?
- Was er een ex-partner bij betrokken?
- Wat was haar/zijn reactie?
- Werden er bij de beschuldiging nog andere punten genoemd die u in één of ander opzicht in een negatief daglicht stellen? Zo ja, welke?
- Verwachtte u de beschuldiging? Licht dat toe.
- Is de beschuldiging in de loop der tijd van karakter veranderd?
- Zijn er behalve uzelf ook anderen van uw familie van incest beschuldigd?Hoe gaat het,
- denk u, nu verder met de beschuldiging? Is daarover iets over afgesproken?
Wat kunt u doen:
- Aanvaard dat de beschuldiging is gedaan; maar besef tevens dat die op enig moment ook weer kan worden ingetrokken.
- Probeer ook de andere kant te zien: incest is een vreselijk iets, en men moet er alert op zijn om het voorkómen. Ook hulpverleners bedoelen het vaak goed. Zij zijn echter niet altijd in staat waarheid van leugen te onderscheiden.
- Als u zelf (of uw partner) door de beschuldiging ernstige geestelijke problemen krijgt: ga praten met iemand van het RIAGG, van het maatschappelijk werk in de buurt, of met goede vrienden. RIAGG en maatschappelijk werk zijn er ook voor u en ze moeten weten dat dit bestaat.
- Probeer geen haatgevoelens te koesteren; dat slaat op uzelf terug.
2.Over de aangeefster:
- Wat waren de persoonlijke omstandigheden van de aangeefster ten tijde van de beschuldiging? Had ze (psychische) klachten? Zo ja, welke?
- Was ze onder behandeling voor haar klachten? Zo ja, bij wie en voor welke klachten, volgens u?
- Wat zegt de aangeefster zelf over haar klachten? Zijn de klachten in de loop van de tijd veranderd?
- Hoe is volgens u de verhouding tussen de hulpverlener en de aangeefster?
- Is ze wel eens veranderd van hulpverlener? Zo ja, waarom?
- Kunt u zelf een reden geven waarom de aangeefster u beschuldigt? Bijvoorbeeld: waren er problemen in de opvoeding? Is er sprake van echtscheiding of overlijden van uw partner? Is er een nieuwe partner, die moeilijk wordt geaccepteerd?
- Had/heeft zij wellicht zelf een minder goede liefdesrelatie?
- In hoeverre kunnen afgunst en wrok een rol hebben gespeeld? Kunt u dat toelichten? Kunnen derden haar hebben benvloed? Zo ja, hebt u een vermoeden? Waarom? Eventuele motieven?
- Geef een beschrijving van haar (vroegere en huidige) opleidingsniveau en evt. werksituatie.
- Heeft ze eerder over incest gesproken? Zo ja, wanneer en hoe? Wie ontkent of bevestigt dat?
- Hebt u direct contact met de aangeefster? Of via een hulpverlener?
- Is aangeefster bereid mee te werken om zelf haar beschuldiging te onderbouwen?
Twee situaties:
Er zijn in grote lijnen twee mogelijkheden:
- Ze weet dat ze niet de waarheid spreekt en om een of andere reden wil ze hiermee iets bereiken. Er is dan reden om heel boos op haar te zijn. Ze is dan verantwoordelijk voor haar gedrag.
- Ze is gaan geloven dat het echt gebeurd is. Dat is heel tragisch, het meest nog voor haar. Er is dan reden om diep medelijden te hebben en heel boos te zijn op de hulpverleners en anderen, die haar dit hebben doen geloven. In veel gevallen betreft het dan hulpverleners die geloven in verdringing en de mogelijkheid dat dergelijke ervaringen totaal kunnen worden vergeten en pas in therapie (bijv. met hypnose) weer naar boven kunnen komen ('repressed of recovered memories'). Het is echter moeilijk om tussen deze mogelijkheden onderscheid te maken. Het één loopt soms in het ander over. Meestal kan de aangeefster ook nauwelijks meer terug, als de beschuldiging eenmaal is geuit en wordt geloofd door hulpverleners.
Wat kunt u doen:
- Tegen haarzelf kunt u weinig doen. U kunt proberen haar zelf te bereiken, maar vaak werkt dat averechts. Meestal zijn de aangeefsters doof en blind voor tegenargumenten.
- Eventuele andere gezins- of familieleden kunnen soms fungeren als bemiddelaar. Anders de huisarts, dominee, priester of een door u ingeschakelde psycholoog. De aangeefster moet wel het gevoel kunnen hebben serieus genomen en niet aangevallen te worden.
- Let er van uw kant op dat uw ontkenning ook serieus genomen wordt zonder vooroordeel.
- Van belang is om, in het geval de aangeefster echt is gaan geloven in de onware herinnering, voor uzelf te blijven beseffen dat ze nu (hopelijk tijdelijk) een 'andere persoon' (een patiënt) is, en niet het kind dat u kent uit uw gezin.
3. Over de betrokken personen en instanties:
- Maak een lijst van de personen en instanties die erbij betrokken zijn (bijv. zelfstandig psychotherapeut, RIAGG, Jeugdhulpverlening, maatschappelijk werk, huisarts, pastor, kerkeraad).
- Soms weet u de naam van de therapeut niet. Dat is vaak het geval bij zelfstandig therapeuten in de alternatieve sfeer, zoals regressietherapeuten. Probeer wel zoveel mogelijk van hem/haar te weten te komen: woonplaats, behandelingswijze. Bij de werkgroep zijn enkele namen bekend.
- Schrijf op wat hun mening, opstelling en actie was.
Wat kunt u doen:
- U kunt aan de hand hiervan een persoonlijke brief schrijven en/of een gesprek aanvragen. Verwacht hier niet teveel van, omdat hulpverleners in eerste instantie de belangen van de aangeefster behartigen. Vooral de therapeut waarbij de incest voor het eerst ter sprake kwam, zal niet geneigd zijn naar uw verhaal te luisteren.
- U kunt hen informatiemateriaal opsturen van de werkgroep: het vouwblad, de literatuurlijst. Ze blijken het verschijnsel "onware incestherinneringen" soms niet te (willen) kennen.
- U kunt een klacht indienen bij een beroepsorganisatie waarbij de instantie of persoon is aangesloten. Doe dat in ieder geval bij de Hoofd- en de regionale inspectie voor de Volksgezondheid (zie bijlage). Gebruik wat u hebt opgeschreven om (kort maar duidelijk) uw zaak uit te leggen.
Het risico dat de zaak op de spits gedreven wordt, wordt door bovengenoemde acties wel groter. Besef dat wel. Zeker als:
- de aangeefster onbegrensd vertrouwen heeft in deze hulpverlener(s);
- er op korte termijn een reële kans bestaat op verzoening met de aangeefster.
4. Over het eventuele verhoor bij de politie:
- Schrijf op wat er gebeurde: hoe werd u behandeld? Hoe werd u verhoord en door wie?
- Hoe werd uw vrouw/man/partner behandeld?
De eerste 6 uur mag de politie u zonder advocaat erbij verhoren. De ernst van een dergelijke aanklacht maakt het mogelijk dat u enkele dagen wordt vastgehouden. Dat gebeurt vooral om u onder druk te kunnen verhoren.Wat moet u wel of niet doen:
- Raak niet in paniek. Laat u niet intimideren. Houd uzelf steeds voor dat als u onschuldig bent, u uzelf niets te verwijten hebt. We leven in een rechtsstaat; als u niets gedaan heeft, zult u vrijgesproken worden. U moet daarvoor wel alle medewerking geven. Vertel dan ook alles aan de politie.
- Schakel zo snel mogelijk een gespecialiseerde advocaat in! De naam van een gespecialiseerde advocaat in de eigen regio kan verkregen worden via de Orde van Advocaten te Den Haag; tel. 070-3353535 of 06-34031011. Aarzel niet, als u de advocaat niet prettig vindt, om een andere te vragen.
- Maak een lijst van mensen die eventueel getuigen kunnen zijn, omdat ze vaak in het gezin aanwezig waren. Dring bij de politie aan op verhoren van bijvoorbeeld broers en zusters.
- Maak desnoods opnames van telefoongesprekken, bijv. met aanklaagster of hulpverleners. Een hobby-electronicazaak kan u zeker helpen. Hoewel formeel niet rechtsgeldig kan het zeker van invloed zijn bij een rechter-commissaris.
- Zoek naar mogelijkheden om de beschuldigingen te weerleggen: brieven van de aanklaagster vroeger, gezellige familiefoto's ten tijde van het vermeende incest.
- Vraag ook aan familieleden om brieven. Zoek oude schoolrapporten op.
- Welke tegenstrijdigheden hebt u in de verhalen geconstateerd? Van wie? Wanneer? Nogmaals: opschrijven!
- Schrijf op hoe de omstandigheden thuis waren: de contacten en de omgang tussen u en de aangeefster? Geef specificaties van tijd/omstandigheden.
- Was aangeefster graag en regelmatig in huis aanwezig, terwijl er niettemin voldoende gelegenheid was om dat te mijden? Kunt u getuigen noemen? Deskundigen zeggen: het slachtoffer zal zich bedreigd voelen in de omgeving waar het misbruik heeft plaats gevonden.
- Geloof niet dat de "wetenschap" alles al weet over incest. Wat de gevolgen zijn en hoe het geheugen werkt is een onderwerp waarover "deskundigen" hevig van mening verschillen. Laat u niet intimideren door psychologen die zeggen dat uit onderzoek alles bekend is. Dat is het niet! Zeg dat ook tegen de politie, uw advocaat en tegen de rechter-commissaris.
5. Anderen in uw omgeving:
- Licht de huisarts en eventueel uw predikant/pastor in.
- Benader ook mensen die u belangrijk vindt, om het te vertellen. Liever niet in een groepje, maar persoonlijk.
- Maar zeg het wel alleen aan mensen die u kan vertrouwen; geen roddelaars of sensatiezoekers. Laat u niet in de verdediging drukken.
- Is de aanklacht publiekelijk bekend gemaakt/geworden? Zo ja, door wie? Is aangifte van laster mogelijk? Vraag uw advocaat of het bureau voor rechtshulp.
De Werkgroep Fictieve Herinneringen heeft eind 1997 het rapport 'Een Kleine Fout?' uitgebracht over de werkzaamheden van de eerste 3 jaar. De titel is ontleend aan onderstaand citaat van bekende psychotherapeuten. Het zal duidelijk zijn dat de werkgroep een dergelijke handelswijze geen 'kleine fout' acht, zeker niet als de patiënt het misbruik door de therapeut krijgt aangepraat.
"Wanneer de therapeuten twijfelen aan het waarheidsgehalte van de mededelingen van de patiënt over seksueel misbruik en mishandeling, is het verstandiger de patiënt te vertrouwen dan dit na te laten. Blijkt de patiënt in werkelijkheid niet misbruikt of mishandeld te zijn, dan heeft de therapeut een kleine fout gemaakt door haar te vertrouwen. Blijkt de patiënt wel misbruikt en mishandeld, dan is het goed haar van meet af aan vertrouwd te hebben." (prof. dr. Onno van der Hart, Universiteit van Utrecht, en Kees van der Velden, psychotherapeut, in Dth, tijdschrift voor Directive therapie, 2-5-1995)
Hoofdstukindeling
- Verantwoording
- Een donderklap
- Ouders en kinderen
- Rol voor therapeut
- Therapeutische waarheid
- Wetenschappers over hervonden herinneringen
- Psychiatrische ziektes
- Ritueel misbruik
- Reacties politie/justitie
- Activiteiten van WFH
- Ontwikkeling opinie leidende therapeuten
- Wat is er nog te doen
- Gevolgen voor ouders
- De toekomst
- Tenslotte
Inleiding
Het is van belang, de hoofdlijnen vast te leggen van de problematiek van de fictieve incestherinneringen. In ons rapport ‘Een kleine fout?...’beschrijven we de eerste drie jaar na het oprichten van de WFH (toen nog onder een andere naam), medio 1994. Onderstaande rapportage beslaat de jaren nadien. Deze kan kort zijn, omdat in die periode twee belangrijke rapporten over de problematiek verschenen: dat van de Nationale ombudsman naar aanleiding van de klacht van de WFH tegen de minister van VWS (5 april 2000), en dat van de Gezondheidsraad als gevolg van de adviesaanvraag van de minister van VWS (27 januari 2004).
A. Tussen ‘Een kleine fout?…’ en het Ombudsmanrapport
Op 27 oktober 1997 stuurden we exemplaren van ons zojuist verschenen rapport ‘Een kleine fout? Over traumawanen bij volwassen kinderen’ naar de minister van VWS, de koepels in de GGZ en veel andere belanghebbenden en belangstellenden. Enkele weken tevoren (bij brief van 6 oktober 1997) hadden we de minister ook al het rapport-Van Koppen ‘Hervonden misdrijven; over aangiftes van seksueel misbruik na therapie’ toegezonden.
De minister van VWS reageerde bij brief van 13 november 1997 wél op toezending van het rapport-Van Koppen, maar niet op ‘Een kleine fout? …’ (daarover heeft VWS noch Inspectie ooit iets jegens de WFH opgemerkt.) De minister schrijft o.m.:
"Naar aanleiding van het onlangs verschenen adviesrapport van de heer P. van Koppen (…) doet u een beroep op mij om te bevorderen dat via richtlijnen, protocollen en scholing de aanpak van bepaalde therapieën wordt verbeterd. U vraagt daarbij met name mijn aandacht voor de zogenoemde hervonden ‘incestwanen’.Hoewel ik zeker begrip heb voor de schade en pijn die optreden indien ouders ten onrechte beschuldigd worden van incest, moet ik u mededelen dat mij geen mogelijkheden ter beschikking staan om aan uw verzoek tegemoet te komen. Zoals (…) eerder gesteld, is al meerdere jaren een internationale wetenschappelijke discussie gaande over de mogelijkheid van het optreden van hervonden herinneringen bij de door u genoemde therapieën. U zult begrijpen dat ik geen beslissend oordeel kan uitspreken inzake wetenschappelijke dilemma’s. Bovendien kennen de beroepsgroepen een eigen verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsbeleid ten aanzien van de door hun leden geboden hulpverlening
Ik kan en wil niet treden in die eigen verantwoordelijkheid.
Omdat ik met u van mening ben dat de door u genoemde problematiek een zorgvuldige aandacht verdient, zal ik de Inspectie van de Gezondheidszorg verzoeken om dit onderwerp, zoals ook in het verleden is gebeurd, nogmaals met nadruk onder de aandacht van de beroepsgroepen te brengen. (…)"
Wij citeren zo ruim uit deze brief, omdat hierin de kern besloten ligt van de passieve opstelling van het ministerie van VWS (inclusief Hoofdinspectie), sinds we daar in 1994 aandacht vroegen voor fictieve incestherinneringen, en die ons er uiteindelijk, in november 1998, toe heeft gebracht, een klacht tegen de minister van VWS in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Maar voor het zover kwam, hebben we bij het ministerie nog aangedrongen op
- het organiseren van ‘een bijeenkomst met betrokkenen van de therapeutische koepels, Volksgezondheid/Hoofdinspectie en de wetenschappelijke wereld’;
- een onderzoek naar de betrouwbaarheid van incest diagnoses die tijdens therapie worden gesteld, en of de daarop volgende behandelingen, bijvoorbeeld als MPS/DIS- of borderline patiënt, al of niet succesvol zijn; en niet schadelijk, hetzij voor de patiënt zelf, hetzij voor de eventuele partner en kind(eren) of voor de ouder…’
Over zo’n bijeenkomst en/of een onderzoek hebben we, zowel op het ministerie als daarbuiten, in 1998 en 1999 vele gesprekken gevoerd. Eerst verwees het ministerie ons naar GGZ-Nederland, de koepel van de RIAGG’s. Daar achtte men één en ander beter op zijn plaats bij het Trimbos Instituut (het vroegere NcGv, het Nederlands centrum voor de geestelijke volksgezondheid). Het Trimbos Instituut heeft na een aantal gesprekken de ‘hete aardappel’ die deze problematiek voor zoveel partijen was, vervolgens weer doorgeschoven naar Zorg Onderzoek Nederland, de ‘op afstand geplaatste’ onderzoeksafdeling van het ministerie van VWS zelf.
Inmiddels had de Hoofdinspectie namelijk f. 50.000 beschikbaar gesteld voor een onderzoek, en wilde desnoods wel als opdrachtgever optreden. Er werd zelfs overeenstemming bereikt over een onderzoeksopdracht én er werd een onderzoeker gekozen: prof. Merckelbach. Op dit – niet door gegane – onderzoek komen we terug onder B.
Gefrustreerd door de te passieve opstelling, die het ministerie ook gedurende het jaar 1998 ten toon spreidde, had de WFH intussen een klacht tegen dat ministerie voorbereid bij de Nationale ombudsman.
B. Het rapport van de Ombudsman – en daarna
Na het verschijnen op 5 april 2000 van het rapport van de Nationale ombudsman (waarin de klacht van de WFH tegen de minister van Volksgezondheid gegrond werd verklaard; rapportnummer 2000/105), was het enkele weken lang erg druk met reacties van kranten, radio en TV, en zijn er weer veel nieuwe ‘gevallen’ bij gekomen In veel kranten is er goed over het Ombudsman-rapport geschreven – o.a. in het Reformatorisch Dagblad, waarop veel reacties zijn gevolgd. Maar van de aanvankelijk verwachte TV-programma’s ging er tenslotte maar één door: een middagprogramma met deelname van een bestuurslid van de WFH tegenover een VU-professor die weinig van de eigenlijke problematiek bleek te weten. De echte deskundigen, die voor dit (en andere) programma(s) waren benaderd, wilden (durfden?) er niet aan mee te werken. Dat was ook de reden waarom de andere programma’s niet doorgingen.
Naast dit TV-programma over het rapport van de Ombudsman, heeft Net 5 in het voorjaar van 2000 ook uitgebreid aandacht geschonken aan een casus van ouders uit onze groep met een ‘retractor’ dochter.
C. Commissie hervonden herinneringen van de Gezondheidsraad
De reactie van de minister van VWS – en van de politiek in het algemeen – op het Ombudsman-rapport was in eerste instantie erg afhoudend. Het positieve gevolg was wel dat de minister in juli 2000 de Gezondheidsraad om advies heeft gevraagd over de problematiek. Een minpunt was vervolgens, dat het onderzoek van de Gezondheidsraad pas in 2001 van start kon gaan, en dan naar verwachting nog minstens een jaar in beslag zou nemen. Uiteindelijk verscheen dit rapport pas op 27 januari 2004.
De WFH heeft in de zomer van 2000 direct contact gelegd met de Gezondheidsraad. Wij hebben recente literatuur gestuurd en onze bereidheid kenbaar gemaakt om onze deskundigheid in te zetten.
De activiteiten van de Gezondheidsraad kwamen in feite in de plaats van een universitair onderzoek bij (ex-)patiënten, dat in opdracht van Zorg Onderzoek Nederland (ZON) zou worden uitgevoerd door prof. Merckelbach van de universiteit van Maastricht. De door Merckelbach ingediende onderzoeksopzet kreeg evenwel zoveel vreemde reacties van de toetsingscommissie, dat hij zich heeft teruggetrokken.
Het voorstel van de WFH om dan maar de voor het ZON-onderzoek gereserveerde f. 50.000,- (dat budget was eigenlijk ook wel erg laag voor zo’n onderzoek) te gebruiken voor het organiseren van een bijeenkomst met de beroepsorganisaties, werd door VWS in het voorjaar van 2000 afgewezen. De suggestie van VWS dat de WFH dan zelf maar zo’n bijeenkomst zou moeten gaan organiseren, hebben wij als onwenselijk én onhaalbaar afgewezen.
Op 22 augustus 2001 – dus pas 13 maanden na de adviesaanvraag van de minister van VWS om haar te informeren ‘omtrent de stand van de wetenschap op dit terrein’ – is de Commissie hervonden herinneringen van de Gezondheidsraad geïnstalleerd.
Voorzitter van deze commissie was prof.dr WTAM Everaerd, hoogleraar psychologie, UvA Amsterdam; secretaris mevrouw DCM Gersons-Wolfensberger, arts. Van de leden noemen we mw. dr. P.J. Draijer, prof. O. van der Hart, prof.W. Wagenaar en prof. H. Merckelbach.
De volledige ledenlijst vindt u op onze website.
Ons leek het niet gemakkelijk om een goed advies te krijgen omdat diverse leden van de commissie hun eigen werk moesten beoordelen. Deze waren zo direct betrokken bij het ontstaan en verspreiden van de problematiek, zoals we eerder al schreven in ons rapport ‘Een kleine fout?…’ . Het argument van de Gezondheidsraad was echter, dat het eindresultaat anders niet zou worden geaccepteerd door de verschillende partijen in ‘het veld’. Eerlijk gezegd hebben we tot het eind toe er aan getwijfeld of de commissie tot gezamenlijke conclusies en aanbevelingen zou kunnen komen.
De WFH werd als ‘ervaringsdeskundige’ uitgenodigd voor een hoorzitting van 30 minuten op dinsdag 13 november 2001 om ‘onze ervaringen , feiten en cijfers kenbaar te maken’ en om aan de commissie die punten voor te leggen die wij voor de werkzaamheden van de commissie van belang achten. Daartoe heeft de WFH de aangesloten ouders bevraagd tav. de volgende punten:
- Hoe is de situatie van uw beschuldigende dochter of zoon nu?
- Is er wellicht sprake van ‘terugkeer in het gezin’ (‘returner’) of zelfs intrekken van de beschuldiging (‘retractor’)?
- Hoe is een eventueel juridisch traject afgelopen?
- En tenslotte: hoe is met u als ouders?
Ter voorbereiding van deze hoorzitting heeft de WFH de volgende brief gestuurd aan de commissie:
"Hierbij stuur ik u, ter voorbereiding van de hoorzitting op dinsdag 13 november 14.30-15.00 uur, recente informatie over de ‘gevallen’ die sinds 1994 bij de werkgroep zijn aangemeld.
Ik verbind er graag een concreet voorstel aan.
1. Gevallen
Sinds medio 1994 hebben zich 272 ‘gevallen’ (= beschuldigde ouders) bij de Werkgroep gemeld, waarvan 13 via onze website www.werkgroepwfh.nl die in het voorjaar van 2001 van start is gegaan. De ‘piekjaren’ van de beschuldigingen waren 1992 t/m 1997. Overigens weten wij in 1/3 van de gevallen niet, uit welk jaar de beschuldiging precies stamt.
In de loop der jaren hebben 44 ‘gevallen’ te kennen gegeven, geen behoefte meer te hebben aan informatie van de werkgroep (nieuwsbrieven, bijeenkomsten), veelal ‘omdat zij door wilden gaan met hun leven’; die 44 zijn dus van de adreslijst afgevoerd.
In 87 ‘gevallen’ weten de ouders (iets over) de therapeut van hun kind(eren):
- 57 daarvan (65%) zijn regulier: psychiater, psycholoog, Riagg e.d.;
- 17 daarvan zijn alternatief (‘spiritueel therapeut’, ‘magnetiseur’, ‘beeld-hypnose therapeut’, ‘video-gestaltt therapeut‘ e.d.) of ‘vertrouwenspersoon (dominee, leraar, etc.)
- van 13 ‘therapeuten’ weten ouders noch werkgroep de kwalificatie.
In 45 gevallen (= 16%) heeft er een (kortere of langere) juridische procedure gespeeld, meestal een aangifte.
In 9 (+3) gevallen is sprake van een ‘returner’: wel weer (vaak zeer voorzichtig) contact, maar de beschuldiging is niet expliciet ingetrokken.
De ‘gevallen’ tussen haakjes betreffen kinderen die willen ‘returnen’, terwijl de ouders dat niet willen.
In 8 gevallen is er sprake van een ‘retractor’: de beschuldiging is expliciet ingetrokken. Dat betekent overigens niet dat het contact in alle gevallen goed is hersteld, of dat het met het betreffende kind goed gaat.
2. Voorstel
De WFH beschikt over veel ‘dossiers van gevallen’; bovenstaande informatie is daaraan ontleend. Deze dossiers bevatten vaak ook uitgebreide verhalen van de beschuldigde ouders --- een groep die bij therapeuten, de beroepsorganisaties én de verantwoordelijke overheden nimmer gehoor heeft gevonden. Alleen media waren soms geïnteresseerd; maar dan dreigde het gevaar van beschadiging van de kinderen en (met name bij TV) eenzijdige aandacht voor sensationele elementen.
Voor het onderzoek uit 1997 van het NSCR (Van Koppen), in opdracht van Justitie, is via de WFH een vragenlijst aan de ouders voorgelegd; de antwoorden zijn uiteraard rechtstreeks naar het NSCR gestuurd.
Dat zou uw commissie opnieuw kunnen doen, om inzicht te krijgen in de verhalen van de ouders en de achtergronden van de ‘gevallen’. De wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp is helaas nagenoeg alleen gebaseerd op één kant: de verhalen van patiënten en hun behandelaars. Daarom zijn de verhalen van de ouders zo belangrijk. Het gaat in de wetenschap immers om het vergroten van kennis en het zoeken naar de waarheid.
Wij zouden u ook de dossiers voor bestudering ter beschikking kunnen stellen --- uiteraard na dit ‘voor de goede orde’ aan de ouders te hebben gevraagd. Wij verwachten dat de meeste ouders daartoe graag bereid zullen zijn, zeker als daarbij de gebruikelijke wetenschappelijke privacy garanties zijn geboden; en dat zal bij een bij uitstek onafhankelijk college als uw commissie uiteraard ten volle zijn gegarandeerd.
Wij zijn benieuwd om uw reactie op de hoorzitting te vernemen."
(Aldus de brief van de WFH aan de commissie.)
We hebben de in de brief genoemde gegevens aan de secretaris overhandigd. De commissie wilde helaas niet ingaan op ons voorstel om – vertrouwelijk – kennis te nemen van de dossiers van de ouders, waarin zoveel gegevens, bijvoorbeeld over de betrokken therapeuten en de gebruikte methoden, zijn neergelegd. De voorzitter stelde zich op het standpunt "dat het ging om een zeer geselecteerde groep, waarmee we in wetenschappelijk opzicht niet kunnen werken."
Een onjuist, en dus teleurstellend, standpunt.
D. Diverse ontwikkelingen en activiteiten (2000-2002)
1. Lezing Elisabeth Loftus
In mei 2000 heeft deze beroemde Amerikaanse geheugenprofessor, tijdens een bezoek aan Nederland, aan de VU in Amsterdam een pittige lezing gehouden. Het ging over het gemak waarmee fictieve herinneringen kunnen worden aangepraat. Daar komen steeds meer voorbeelden van. Er waren veel toehoorders, zowel uit wetenschappelijke als uit juridische kring. Vertegenwoordigers van de WFH hebben nog even met mevrouw Loftus gesproken en haar van harte bedankt voor het vele goede werk dat ze voor deze problematiek doet, met name in de VS.
2. NCRV-serie ‘Verborgen moeders: zwanger na incest’
In deze twee NCRV-documentaires, uitgezonden in juni 2000, disten jonge vrouwen, herkenbaar in beeld in hun (voormalige) woonplaats, gruwelijke verhalen op over hun ‘incest-verleden’. De verbijsterde ouders, die hier tevoren niet van op de hoogte waren, hebben rechtszaken aangespannen tegen de NCRV. Eén van de ouders is al sinds 1997 bij de WFH bekend; de ander is na de uitzending door derden op het bestaan van de werkgroep gewezen. In het vakblad ‘De Journalist’ van 17 november 2000 is een uitvoerige en kritische reconstructie van deze geruchtmakende zaak gepubliceerd.
De ouders van de vrouwen die in deze documentaires voorkwamen, waren vooraf niet gehoord en konden dus ook niet met een ontkennend weerwoord komen. De NCRV vond dat niet nodig, want (zo schreef men aan de WFH die ook om opheldering vroeg): "Het drama speelt zich af op een abstracter niveau dan de triviale zoektocht naar Waarheid en Onwaarheid." (Cursivering van ons). Bovendien, zo stelde de NCRV: "daders ontkennen toch altijd."
En een woordvoerster van het FIOM (een door de overheid gesubsidieerde hulporganisatie, oorspronkelijk voor ongehuwde moeders), door de NCRV als deskundige partij ingeroepen, merkt op: "Of het waar is? De waarheid doet er niet toe. Het gaat om de pijn." (De pijn als gevolg van slechte therapie? vragen we ons af…)
Te gek om los te lopen, zo werd ook in het TV-programma ‘De Leugen regeert’ geoordeeld.
De algemene opvatting in de publiciteit was dat de NCRV als zogenaamde fatsoenlijke omroep hier toch wel een hele scheve schaats heeft gereden. Kennelijk nemen ze het met de waarheid niet zo nauw en gaat het hen meer om de sensatie en de kijkcijfers.
Eerst heeft de NCRV in één zaak een rectificatie gepubliceerd in hun gids. De omroep noch de dochter is in staat gebleken het verhaal van de zwangerschappen en abortussen aannemelijk en bewijsbaar te maken.
Vervolgens heeft in juni 2002 de Amsterdamse Officier van Justitie aan de NCRV een boete opgelegd wegens smaad in het 2e deel van de documentaire. Die uitzending was op 26 juni 2000. De NCRV erkent smaad te hebben gepleegd jegens de familie van de in beeld gekomen vrouw, en zal de geldsom betalen. Inmiddels heeft de NCRV ook een (tweede) rectificatie geplaatst in de eigen omroepgids, en aan de familie een schadevergoeding betaald voor materiële- en immateriële schade en voor advocaatkosten.
(N.B. In 1992 maakte Thom Verheul een even omstreden film, ‘De Ontkenning’, over ‘Brigitte’ (30) die zei jarenlang te zijn misbruikt en die daarom nu MPS had. Haar ouders en broer ontkenden dit heftig, maar werden toen niet geloofd; ‘het was zo erg, het moest wel waar zijn’. Die film is jarenlang gedraaid op allerlei opleidingen voor therapeuten. De NCRV vindt in 2004 deze zaak nu verjaard, en wil er niet meer op terugkomen.)
3. België
De WFH onderhoudt al enkele jaren nauwe banden met een soortgelijke (maar veel kleinere) werkgroep in België. Inmiddels zijn enkele personen die op grond van hervonden herinneringen waren beschuldigd, buiten vervolging gesteld.
Twee leden van de Belgische werkgroep hebben ‘hun verhaal’ mogen vertellen op een bijeenkomst van een ministeriële commissie waarin verschillende groeperingen zijn vertegenwoordigd. De leden werden aangehoord, maar werden niet direct serieus genomen.
In het maandblad EOS is een uitvoerig, kritisch artikel verschenen over hervonden herinneringen; zie www.skepp.be .
Een Antwerpse studente is afgestudeerd als criminoloog aan de Universiteit van Leuven op de verhandeling ‘Valse beschuldigingen in zedenzaken’. Tijdens haar onderzoek heeft zij heel wat weerstand uit therapeutische kringen ondervonden. Maar er was ook veel bewondering dat zij op dit onderwerp is afgestudeerd.
Door de Belgische werkgroep is getracht de Nederlandse aanwijzingen ‘Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidrelaties’ onder de aandacht van het departement van Justitie te brengen. Aanvankelijk tevergeefs. Vervolgens is het jaarverslag van de (Nederlandse) Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken onder aandacht gebracht van de Belgische ministeries van Justitie en Volksgezondheid. In het Belgische Parlement zijn vragen gesteld of het ministerie therapeuten wil aanpakken die fictieve herinneringen inplanten bij hun patiënten. Daarbij werd verwezen naar de ontwikkelingen in Nederland. Maar net als in ons land werd de boot door de Minister van Volksgezondheid afgehouden. Er is overleg met beroepsorganisaties van psychotherapeuten, maar dat leverde weinig resultaat op. Bovendien worden er aan Franstalige en Nederlandstalige kant verschillende accenten gelegd. Het blijkt dat de justitiële en de therapeutische instellingen een gesloten front vormen, zodat ieder die een kritisch geluid laat horen, als indringer wordt beschouwd. Het Freudiaanse gedachtegoed staat in dit land nog hoog aangeschreven. Daarbij komt ook dat de Dutroux-zaak diepe sporen heeft nagelaten.
Er heeft zich tot nu toe 1 retractor in België gemeld.
4. Nieuwe gevallen
Tussen april (het verschijnen van het rapport van de Nationale ombudsman) en december 2000 hebben zich ruim 30 nieuwe ‘gevallen’ bij de WFH gemeld, meestal naar aanleiding van de publiciteit rond het rapport van de Ombudsman, maar ook na de TV-uitzendingen van ‘Verborgen moeders’ en ‘Oog in oog’van Net 5.
De krantenartikelen van het Reformatorisch Dagblad – eerst over het Ombudsman-rapport en later over ‘Verborgen moeders’ – hebben voor zeker 5 nieuwe aanmeldingen gezorgd.
Onder ‘nieuwe aanmeldingen’ vallen ook de zaken, die wellicht al jaren geleden zijn begonnen, maar waarbij de beschuldigingen recent zijn geuit en waarbij de ouders zich nu pas bij de WFH melden. Voor zover bekend, stammen 16 beschuldigingen uit het jaar 2000, en 6 uit 1999. De rest is van oudere datum.In 2001 hebben zich 16 nieuwe ‘gevallen’ bij de WFH gemeld; in 2002 7, in 2003 3;in 2004, in de weken na het verschijnen van het rapport van de Gezondheidsraad al weer 4.
Het blijkt wel, dat het hoogtepunt van de problematiek nu duidelijk voorbij is. Maar natuurlijk betekent elk nieuw ‘geval’ een tragiek voor kind én ouders.
5. Ontwikkelingen in de binnen- en buitenlandse literatuur
In de binnen- en buitenlandse literatuur is vanaf 2000 een duidelijke trend zichtbaar van minder aandacht voor onze problematiek. Toch laaide af en toe de discussie weer op. De professoren Crombag en Merckelbach bleven actief en publiceerden regelmatig kritische stukken, zoals over het vermeende causale verband tussen trauma en dissociatie (‘De Psycholoog’, oktober 2000, pp. 429 ev.). In de psychiatrie en de klinische psychologie wordt overigens in het geheel niet meer gesproken over een Meervoudige Persoonlijkheids Stoornis (MPS), maar over een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS), inmiddels een breed aanvaard begrip. Men maakt soms onderscheid tussen echte en nagebootste stoornissen. Zowel de omschrijving als de veronderstelde oorzaak is nog steeds onduidelijk
De bekendheid met onze problematiek heeft wel tot gevolg dat er steeds meer aandacht is voor de werking van de hersenen met betrekking tot het geheugen, met de mogelijkheid dat fictieve herinneringen worden geconstrueerd.
6. Website WFH
Sinds het voorjaar van 2001 bestaat de website: www.werkgroepwfh.nl
Zodra er in de media aandacht is voor de problematiek, wordt de site goed geraadpleegd. Ook vanuit het buitenland is er af en toe aandacht voor.
7. Expertise commissie Justitie
Begin oktober 2001 verscheen het eerste jaarverslag van de commissie van deskundigen, ingesteld door het College van Procureurs-Generaal, die een ‘toetsing vooraf’ heeft gedaan van:
- aangiften van seksueel misbruik die zou hebben plaatsgevonden voor het derde levensjaar;
- aangiften die satanisch en/of ritueel misbruik zouden betreffen;
- aangiften van in therapie ‘hervonden’ misbruikherinneringen.
Veertien van de zesentwintig in het eerste jaar behandelde zaken voldeden aan één van de hierboven genoemde criteria; acht daarvan betroffen ‘fictieve herinneringen’.
Zie verder de website van de Expertisegroep www.om.nl (zeden) .
8. Boek Han Israëls
Eind augustus 2001 is het boek "Heilige Verontwaardiging"van de socioloog Han Israëls verschenen (uitgeverij Contact). Hij doceerde geschiedenis van de psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij richt zich met name op het onderzoek van Nel Draijer uit 1990, waaruit bleek dat zo’n groot aantal vrouwen is misbruikt door verwanten. In vrij krasse bewoordingen zet hij vraagtekens bij haar cijfers en bij de conclusies die zij trekt. Hij gaat tevens uitgebreid in op hervonden herinneringen. Dit boek heeft een relletje veroorzaakt in de publiciteit, temeer omdat hij al eerder een vernietigend boek over Freud heeft geschreven. Klinisch psychologen en psychiaters nemen hem dat niet in dank af.
9. Returners/retractors
(Een ‘returner’ is iemand die het contact met de familie herstelt, maar (nog) niet om de incestbeschuldiging is teruggekomen; een ‘retractor’ heeft de beschuldiging wel ingetrokken.)
Uit de antwoorden, die de ouders ons in 2001 stuurden op onze vraag over de eventuele ‘terugkeer’ van hun zoon of dochter, bleek dat enkele tientallen weer contacten met hun kinderen hadden; vaak evenwel zonder dat er over het verleden werd gepraat. Misschien moet je daar al blij om zijn. Het eist van deze vrouwen toch wel een bijna bovenmenselijke moed – na het uiten van die verschrikkelijke beschuldigingen – om te moeten zeggen dat ze zich hebben vergist, op een dwaalspoor zijn gebracht. Misschien moeten ouders zich afvragen of dat van die vrouwen, die immers met grote psychische problemen kampen of gekampt hebben, verwacht mag worden. Ieder zal hiervoor een antwoord willen vinden. Maar het antwoord op deze moeilijke vraag zal pas kunnen worden gegeven, als wij onszelf hebben afgevraagd wat wij eigenlijk (nog) willen.
In de zomer van 2003 hebben 4 retractors zich rechtstreeks tot de WFH gewend. Daarnaast hebben 2 ouders aangegeven dat hun kinderen op de geuite beschuldigingen zijn teruggekomen. In 1 van deze gevallen was de vader reeds veroordeeld.
10. VARA-uitzending van ZEMBLA op 21 juni 2002
Onder de titel ‘Seks, leugens en therapie’ besteedde ZEMBLA aandacht aan een zaak met een hoog Epe-gehalte. Aanleiding voor deze uitzending was het feit dat aangeklaagde ouders de therapeut van hun dochter in een civiele procedure met succes hebben laten vervolgen. De schrijvende pers had aan deze zaak, waarin voor het eerst een therapeut een schadevergoeding aan ouders moest betalen, al veel aandacht besteed. In tegenstelling met de hiervoor genoemde uitzendingen van de NCRV, kwamen in deze uitzending niet alleen de ouders aan het woord, maar ook de dochter, hun advocaten, getuige-deskundigen, alsmede de advocaat van de therapeut en een vertegenwoordiger van de rijksrecherche. Hoor- en wederhoor dus.
In de uitzending werd ook melding gemaakt van de klacht die de WFH met succes heeft ingediend bij de Nationale ombudsman tegen het ministerie van Volksgezondheid, met als gevolg de installatie van de Commissie Hervonden Herinneringen. Naar aanleiding van de uitzending hebben zich wederom enkele nieuwe 'gevallen' gemeld. Interessant is te vermelden dat in die periode onze website druk is bezocht.
E. Het ‘tussenjaar’ 2003
Dit jaar stond vooral in het teken van het wachten op het rapport van de Gezondheidsraad. Er kwamen bijna geen aanmeldingen meer binnen; het therapeutische veld leek al veel voorzichtiger te zijn geworden.
In februari 2003 deed de rechtbank in Rotterdam een uitspraak met als strekking dat een dochter onrechtmatig heeft gehandeld door zonder bewijs te hebben bijeengebracht haar vader te beschuldigen haar seksueel te hebben misbruikt.
De rechtbank in Breda stelde in april 2003 de staatssecretaris van Justitie in het ongelijk door onterecht naamsverandering verleend te hebben aan een dochter die haar vader beschuldigd heeft van seksueel misbruik in haar jeugd. Het rapport dat 'het psychisch lijden' van de dochter moest aantonen werd zowel door de beroepsorganisatie van de psychologe die het rapport heeft opgesteld als door de rechtbank ondeugdelijk verklaard. De psychologe werd zelfs door haar eigen beroepsorganisatie in hoger beroep voorwaardelijk geschorst.
In 2003 werd de WFH twee maal uitgenodigd een lezing te houden. In mei op een bijeenkomst van LOGA (Landelijke Ouderorganisatie Gezinsproblematiek Adoptieouders; www.loga.info/) en in november – samen met de COB (Contactgroep Onterechte Beschuldigingen; www.valsbeschuldigd.org) – op een bijeenkomst van SOLK (Stichting Ouders Losgelaten Kinderen; www.losgelatenkinderen.nl). Door de aanwezigen werd de bijdrage van de WFH als zeer positief ervaren.
Tenslotte: in de zomer van dit jaar zijn 4 retractors met de WFH in contact getreden; twee hiervan hebben ook de publiciteit gezocht.
F. Het rapport van de Gezondheidsraad
Na veel vertraging is het rapport van de Commissie, getiteld ‘Omstreden herinneringen’, uiteindelijk op 27 januari 2004 verschenen, 1 ½ jaar later dan aanvankelijk gepland. Het rapport betekent toch een stap vooruit, zoals ook uit onze (aan diverse media verstrekte, en ook op onze website opgenomen) reactie blijkt:
Rapport ‘Omstreden herinneringen’ erkent én draagt oplossingen aan voor de problematiek van de fictieve incestherinneringen
Het rapport van de Gezondheidsraad kan in belangrijke mate bijdragen aan de oplossing van de problematiek waarvoor de WFH zich sinds 1994 heeft ingezet. Het is positief dat:
- er nu breed wordt erkend dat fictieve incestherinneringen bestaan, kunnen worden opgewekt tijdens ‘risicovolle’ psychotherapie, vooral bij suggestieve patiënten, en schade toebrengen aan die patiënten en aan de ouders;
- een therapeut uit alleen een klinisch beeld van een patiënt geen trauma kan en mag afleiden;
- een therapeut als getuige in straf- of civiele zaken geen stellige uitspraken meer mag doen over de betrouwbaarheid van een verklaring van een patiënt;
- er richtlijnen voor therapeuten moeten worden opgesteld door de betrokken beroepsverenigingen, óók de alternatieve;
- een en ander breed moet worden uitgedragen door de minister van Volksgezondheid, aan wie dit rapport is uitgebracht.
In het rapport wordt niet ingegaan op de vraag, wat kan worden gedaan voor de honderden ex-patiënten, die in de afgelopen 10-15 jaar zijn behandeld aan iets waaraan zij niet leden (nl. het trauma van incest), en voor de enkele onterecht veroordeelde ouders.
Het tot stand komen van dit rapport heeft weliswaar 2 1/2 jaar gevergd, maar het is bewonderenswaardig dat de breed samengestelde commissie tot deze eenstemmige conclusies en aanbevelingen is gekomen.
De WFH zal de interpretatie (door betrokkenen én de media) én de implementatie van dit belangrijke rapport op de voet moeten blijven volgen. De WFH heeft hem inmiddels herinnerd aan de volgende aanbeveling van de Ombudsman (en dan met name aan het tweede deel hiervan): "het ministerie zou initiatieven moeten nemen bij de aanpak van de problematiek inzake de hervonden incestherinneringen én een plan van aanpak moeten maken (en uitvoeren) voor hulp aan personen die onder invloed van enige vorm van psychotherapie tot verdrongen of hervonden incestherinneringen zijn gekomen".
G. Tenslotte
In de eerste dagen na het verschijnen, op 27 januari 2004, van het rapport van de Gezondheidsraad ‘Omstreden herinneringen’ is er veel, en veelal goed, over geschreven. Enkele typeren krantenkoppen:
- ‘Incest kan worden aangepraat’
- 'Beroepscode geëist voor incesthulp’
- ‘Hervonden herinnering telt niet’
- ‘Getuigenis van misbruik onbruikbaar’
- ‘Gezondheidsraad kraakt suggestieve behandelingen’
Maar in enkele ingezonden brieven en ‘tegenartikelen’ klagen psychotherapeuten over de ‘hetze tegen therapeuten’. Zij stellen "herinneringen suggereren heeft nooit tot het vak psychotherapie behoord". Het zouden vooral ‘kwakzalvers’ zijn, die fictieve herinneringen bij patiënten oproepen. Of het zijn de patiënten zelf die schuldig zijn, door bewust onwaarheden te verzinnen "om aandacht te kunnen genereren".
Een regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg onderschrijft (vooruitlopend op de officiële reactie van de minister van VWS!), blijkens een brief van 5 februari aan ten onrechte beschuldigde ouders, de conclusies en aanbevelingen uit het rapport "en zal in het kader van het algemeen belang met verschillende partijen in overleg treden om te stimuleren dat richtlijnen worden ontwikkeld hoe omgegaan moet worden met ‘hervonden herinneringen’ en dat opleidingscuricula worden aangepast. De Inspectie zal erop toezien dat hulpverleners zich in de toekomst aan de nieuwe richtlijnen houden."
Zorgelijk blijft het grote alternatieve circuit van psychotherapeuten De gedachte dat psychische trauma’s in het lichaam zijn opgeslagen en dat de patiënt zich daar niet van bewust is, leeft in die kringen nog sterk. Het probleem daarbij is dat deze lieden niet onder een of ander tuchtrecht vallen. Hopelijk kan de minister van VWS op deze groep ook greep krijgen.
Tenslotte: hoe zal het gaan met de ex-patiënten, onze volwassen kinderen?
We hopen dat ze, onder invloed van de publiciteit rond dit rapport van de Gezondheidsraad, ‘wakker worden’ uit hun afschuwelijke trauma-nachtmerrie.
En mogelijk worden er opnieuw banden met de ouders en de rest van de familie aangeknoopt, en wordt de schade die in therapie is aangericht in enige mate hersteld.
Werkgroep Fictieve Herinneringen - 12 februari 2004
Hoe een misbruikt geheugen van een droom
een nachtmerrie maakte
Alle namen in dit artikel zijn fictief om familie en kleinkinderen te beschermen.
Een aantal therapeutische sessies leidde ertoe, dat dochter Marieke vanuit het niets haar vader en broer beschuldigde van seksueel misbruik in haar jeugd.
Hieronder vertelt moeder Anja over de schrijnende gevolgen van deze herinneringen voor haar man Rik, haar zoon Tony, haar schoondochter Rinske en de kleinkinderen.
Een deel van mij zou het verdriet van de daken willen schreeuwen over het uit elkaar vallen van ons gezin en over de machteloosheid en het onrecht dat ons, maar ook onze dochter is aangedaan. Een ander deel van mij zwijgt er liever over omdat het zo'n beladen onderwerp is. Ik zeg altijd: "Ik loop met een geheim dat het mijne niet is". Dit is ons opgedrongen. Toch kies ik ervoor om mijn stem te laten horen en door mijn verhaal te vertellen kan ik misschien ook andere slachtoffers helpen die zich in mijn verhaal kunnen herkennen.
Ons gezin bestaat uit vier personen. Mijn man Rik en ik zijn bijna 48 jaar getrouwd.
Naast onze dochter Marieke - die drie prachtige dochters heeft - hebben we onze zoon Tony, getrouwd met Rinske en samen hebben zij een prachtige dochter en zoon.
Vier jaar na onze zoon werd nog een zoon geboren. Tot ons grote verdriet is hij na 10 maanden overleden. Dit was de grootste crisis in ons gezin en we waren zo kapot van verdriet dat we elkaar niet meer konden steunen. We zijn toen in therapie gegaan en dat heeft ons goed geholpen met de verwerking, maar het was een moeilijke periode voor ons allemaal.
Na vier jaar kwam onze dochter Marieke. Een mooi en zeer gewenst kind en later moeder van onze kleindochters Monica, Cristien en Leontine. Als kind was Marieke vrolijk, gevoelig en sociaal. Ze was creatief en had humor. De band tussen Marieke en haar broer Tony was ondanks het leeftijdsverschil zeer liefdevol en betrokken. Hij hielp haar waar hij kon en zij deden samen aan karate.
We waren gewoon een fijn gezin.
Toen de kinderen uit huis gingen brak voor mijn man en mij een nieuwe periode in ons leven aan. De verstandhouding met de kinderen en schoonkinderen was prima en we kwamen (en komen met het gezin van Tony) graag bij elkaar.
Vervelend was dat Marieke in oplopende mate last kreeg van neerslachtige en depressieve gevoelens na haar bevallingen. Haar zwangerschappen waren steeds zwaar en na de bevalling gaf zij vaak aan het allemaal niet goed aan te kunnen. Vooral na de bevalling van haar jongste dochter Leontine werd het haar teveel. Cristien was toen 3 jaar en een slechte slaper. Wij hielpen Marieke zoveel mogelijk omdat ze niet aan haar rust toekwam.
Onze dochter zocht steeds meer hulp bij een osteopaat. Deze osteopaat werkte in hetzelfde gebouw als de vrouw van haar latere therapeut. Marieke vertelde ons dat deze therapeut, verbonden aan de toenmalige stichting Elfenlicht, haar kosteloos hielp met loopbaancoaching om erachter te komen wat zij als beroep zou willen. Vanaf dat moment merkten wij dat Marieke steeds afstandelijker werd naar ons als ouders en haar broer en minder vaak bij ons op bezoek kwam.
Op een verjaardag vertelde Marieke dat ze een geweldig weekend had gehad. Ze maakte drie dagen lang interne therapiesessies mee met weinig tijd voor rust en slaap. De sessies waren gericht op een vrouw die weigerde haar incestverleden te benoemen. De therapeut wilde een doorbraak forceren. Marieke vertelde dat de vrouw in het midden van de groep moest staan, daaruit probeerde weg te komen, terwijl de hele groep haar steeds terug duwde en naar haar schreeuwde dat ze haar verzet moest opgeven. Uiteindelijk "brak" de vrouw en vertelde over haar incestverleden. Marieke vond dat ze die vrouw daarin kon steunen en noemde de ervaring fantastisch en bevrijdend. Voor ons als familie voelde deze therapievorm niet goed. We maakten ons zorgen over onze zo veranderde Marieke. Later vertelde Marieke ons nog dat ze een cursus volgde "de schaduwkanten van mijn jeugd" geheten.
Mijn man en ik zagen dat er een vriendschapsrelatie ontstond tussen Marieke en haar man en de therapeut en zijn vrouw. Zij pasten op de kinderen en namen ze dagjes mee uit naar een pretpark enz. Via de website kwam ik er achter dat Marieke administratief werk voor Elfenlicht verrichtte. De mogelijk hierdoor ontstane afhankelijkheid van Marieke en haar gezin ten opzichte van stichting Elfenlicht verontruste ons zeer.
Na deze ontwikkeling volgden een aantal vervelende incidenten. Op de eerste verjaardag van onze jongste kleindochter werden we als opa en oma genegeerd. De volgende dag belde mijn man onze dochter op om het uit te praten. Zonder resultaat. Ik heb haar daarna in een telefoongesprek ook gevraagd om er over te praten, maar ze zei tegen mij "geen oude koeien uit de sloot te willen halen".
Mijn verdriet over het verstoorde contact werd door Marieke afgedaan met de woorden: "Ik ben niet verantwoordelijk voor jouw pijn en verdriet".
Marieke schreef via email dat ze een time-out wilde om tot zichzelf te komen. Sinds die mail kregen we ondanks meerdere pogingen geen echt contact meer met haar.
Het contact met de kleinkinderen, waar we een hele sterke band mee hadden, werd belemmerd. We spraken met oudste kleindochter Monica af dat we haar elke zaterdag zouden bellen. Na een paar keer, waarbij Monica zich voor ons vreemd afstandelijk gedroeg aan de telefoon, kregen we alleen nog contact met een antwoordapparaat van de stichting Elfenlicht. Via een oppasmevrouw van Elfenlicht kon ik eindelijk met Monica praten die zei dat ze liever tv wilde gaan kijken. Een logeerafspraak van Monica werd via email afgezegd omdat ze bij een medecursist zou gaan logeren. We waren verbijsterd en heel verdrietig.
Dan gebeurt het ondenkbare
Als mijn man en ik op vakantie zijn in het buitenland ontvangt onze zoon een emailbericht van Marieke dat Monica vanwege haar veiligheid nooit meer bij Rinske, Rik en Anja mag logeren. Marieke waarschuwde Rinske dat ze goed op haar kinderen moest letten, vooral op haar dochter. Hevig geschrokken belde Rinske haar schoonzus die haar vertelde, dat na een "lichte" therapiesessie in het weekend ze van de therapeut had gehoord dat haar dromen over seksueel misbruik waarheid waren. Geëmotioneerd zei Marieke: "Hij is energetisch therapeut, paranormaal begaafd en kan dat voelen".
Marieke's man nam op dat moment het gesprek over. "Ik kon het eerst niet geloven, maar de therapeut bevestigde dat dit de waarheid was".
Als ik na mijn vakantie bij thuiskomst mijn dochter telefonisch om opheldering vraag, vertelt zij mij dat ze door mijn man en onze zoon is misbruikt toen zij 6 jaar was. Ook vertelt zij dat ze moest toekijken hoe mijn man onze, toen 14 jaar oude zoon, misbruikte. Dit alles moet zijn gebeurd als ik in het buitenland op familiebezoek was.
Feit: ik ben niet in het buitenland geweest toen zij 6 jaar was en onze zoon is oud genoeg om te getuigen dat het absoluut niet waar is.
Marieke had zelfs haar dochter Monica meegenomen naar de therapeut die beweerde, dat opa wel opgewonden was, maar zijn kleindochter niets gedaan had.
Dan slaat het ongeloof, de ontzetting en verbijstering toe. Ik heb alle emoties doorleeft, van ongeloof, woede, verdriet en pijn. Ik voelde mij of er een mes in mijn hart was gestoken. Mijn man heeft er weken over gedaan om enigszins tot zichzelf te komen. Samen zijn we blijven zitten met honderden vragen zonder antwoord.
Huidige situatie
Marieke weigert ieder contact. Weigert door ons voorgestelde bemiddeling van een psycholoog. Reageert niet op lieve kaarten, bloemen met: "ik hou van je" en "ik mis je".
Het ergste dat een moeder kan overkomen is het verliezen van een kind. Ik verloor er twee. De overtuiging dat mijn dochter Marieke ook slachtoffer is maakt het allemaal nog erger.
Na vier jaar is het gevoel van woede, pijn, verdriet en onmacht er nog steeds en ben ik op zoek gegaan naar mede-slachtoffers. Steun vond ik bij het verhaal van de familie Rutherford. De vader beschreef precies hetzelfde gevoel. Door hen en ook ondersteund door het artikel van Asha ten Broeke in dagblad Trouw en de reactie van Elke Gerearts, wetenschapspsycholoog aan de Erasmus Universiteit, en zeer emotionele gesprekken met mede-slachtoffers voel ik me sterk genoeg om door te gaan. Door te gaan met mijn leven binnen het restant van ons gezin in de hoop dat ik door mijn actie een steentje kan bijdragen om meer misbruikt herinneringenleed te voorkomen.
Aan mijn dochter wil ik zeggen:
Lieve Marieke,
ik hoop dat het goed gaat met jou en de kinderen. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan jou denk. Ik mis je en ook de vele fijne dingen die we samen deden.
Ik hoop dat je op een dag naar ons toe durft te komen en dat ik je in mijn armen kan sluiten.
Mijn deur staat altijd voor jou open.
Ik hou van je en ik zal nooit de hoop opgeven.
Liefs Mama
Wat ik tot nu toe heb ondernomen
Mijn man en ik hebben gesproken met een "slachtoffer" van een foute therapeut. Zij heeft haar vader beschuldigd en is daar later op teruggekomen. Voor het verhelderende gesprek met haar zijn wij zeer dankbaar. Zo ga je begrijpen wat een therapeut kan veroorzaken en de gevolgen daarvan. Ik vind het ook zeer moedig van deze vrouw om ons haar verhaal te vertellen. Haar heeft het ook geholpen om te horen hoe wij, de beschuldigde ouders het beleven. Wij hebben nog steeds contact met elkaar.
Ook hebben wij contact gehad met een moeder waarvan een zoon was beschuldigd door zijn zus. Wij vonden het een fijn gesprek omdat je de dingen en gevoelens van elkaar herkent. Wij merkten dat zij het prettig vond om ook haar verhaal met ons te delen. Met een andere zoon van deze moeder hebben wij een bijzonder goed contact gekregen. Hij neemt het volledig op voor zijn broer en heeft mij geholpen aan veel van de eerder genoemde boeken en websites. Nog steeds is hij een enorme steun en toeverlaat en hebben wij regelmatig goede gesprekken.
Ons verhaal is door Asha ten Broeke gepubliceerd in het dagblad Trouw en via deze link te lezen.
Ik heb de volgende boeken gelezen:
"Graven in het geheugen" van Dr. ElisabethLoftus en Katherine Ketchum.
"My lie" van Meredith Maran
"Victoms of memories " van Mark Pendergast.
"Valse Zeden" van Chris Veraart.