De incestgolf

Beatrijs Ritsema, NRC Handelsblad 12 september 2001

In de wetenschap gaat het om waarheidsvinding. Elke onderzoeker zal dit credo onderschrijven, wat niet wegneemt dat er heftige ruzies kunnen uitbreken over de resultaten van het speurwerk. Een probleem van de sociale wetenschappen is dat het onderzoek ofwel bevestigt wat iedereen allang denkt te weten ofwel de heersende opvattingen ontkracht en dan bestaat de reactie uit ongeloof.

De meest recente aanvaring tussen sociale wetenschappers gaat over incest.

In het vorige week verschenen boekje Heilige verontwaardiging valt socioloog Han Israëls (bekend Freud-debunker) de feministische visie op incest aan, waaronder het pièce de resistance van de publieke opinie over incest: het onderzoek van Nel Draijer uit 1990. Israëls haalde een aantal interessante feiten boven tafel. Zo ontdekte hij na het doorploegen van archieven van de Amsterdamse GG en GD tussen 1940 en 1990 dat er in de jaren vijftig en zestig wel degelijk incest werd gemeld aan en gerapporteerd door hulpverleners, meer zelfs dan in de jaren zeventig. Van 'wegmoffelen' door een bewust de ogen sluitende dan wel patriarchaal ingestelde hulpverlening was dus allerminst sprake.

Israëls kracht ligt in zijn kritische instelling. Als hij in de wetenschappelijke incest-literatuur van de jaren tachtig telkens tegenkomt dat 'men in de jaren vijftig dacht dat incest met een frequentie van één op de miljoen voorkomt', zoekt hij net zolang tot hij de oorspronkelijk bron te pakken heeft en ziet dan dat er staat: één op de miljoen mensen worden veroordeeld voor incest', wat toch iets heel anders is. Voor dit soort nuttig monnikenwerk verdient hij grote lof.

Iets minder enthousiast ben ik over zijn stelling dat 'seksueel misbruik van kinderen nauwelijks invloed heeft op de psychische klachten later in het leven', al heeft hij statistisch gezien gelijk. Als de factor 'seksueel misbruik door verwanten' slechts één procent van de verschillen in later ervaren psychisch onbehagen verklaart in nota bene Draijers onderzoen, dan heb je niks aan zo'n verklaring. Maar seksueel misbruik maakt natuurlijk altijd deel uit van een conglomeraat van nare opvoedingscondities, zoals affectieve verwaarlozing of mishandeling, uitgevoerd door gestoorde of extreem autoritaire ouders die geen idee hebben wat kinderen nodig hebben. Incest is welbeschouwd niets anders dan de olijf in de dry martini. Je kunt hem eten of niet, dronken word je toch wel.

Afgezien hiervan is de vraag naar de invloed van een ellendige jeugd, al dan niet met inbegrip van seksueel misbruik, op latere psychische klachten wetenschappelijk nauwelijks interessant. Rottige ouders zijn slecht, evenals opgroeien in oorlogsomstandigheden, een ongeluk meemaken, zelf invalide raken, (een van) je ouders verliezen, gepest worden. Toch leiden deze ervaringen niet tot later psychisch lijden. Sommige mensen lijden meer, terwijl ze minder hebben meegemaakt. Andere mensen lijden minder of hebben ter zelfbescherming besloten er niet te veel in op te gaan. Iemands psychische constitutie, hoe hij met tegenwind omgaat, is belangrijker dan het soort tegenwind zelf.

Interessanter dan de gevolgen van seksueel misbruik vind ik persoonlijk de vraag hoe veel het nu eigenlijk voorkomt. Volgens Draijers onderzoek wordt 15 procent van de vrouwen voor het zestiende jaar seksueel misbruikt door verwanten. Vier procent is zelfs gepenetreerd. Dit zijn de cijfers waar de maatschappelijke agitatie vandaan kwam, die intussen alweer verdwenen is en vervangen door onrust over op kinderseks beluste niet-familieleden. Je hoort nooit meer iemand over de gevaren van vaders, ooms, grootvaders, broers en neven. Betekent dit dat die 15 procent misbruik door verwanten niet meer overeind staat in 2001 of dat dat cijfer in 1990 ook niet echt klopte? Mij lijken deze percentages hoe dan ook te hoog voor alleen verwanten. Op zo'n manier blijft er geen ruimte over voor misbruik door sportleraren en jeugdwerkers. Israël morrelt ook aan deze cijfers door onder andere op Draijers semi-therapeutische interviewmethode te wijzen, die op over-rapportage zou kunnen wijzen, maar hij kan geen definitieve conclusie trekken. Wat we nodig hebben is een replica-onderzoek. Dezelfde vragen aan duizend nieuwe respondenten. Het zou me niet verbazen als incest helemaal eruit blijkt te liggen. Dat is de andere makke van de sociale wetenschappen: trendgevoeligheid.