Discussie geloofwaardigheid incestverhalen wekt ergernis

Ronald Koops, Nederlands Dagblad 7 oktober 1997

DORDRECHT - Voor 1981 wilde niemand horen over incest. Ouders niet, hulpverleners niet, leraren evenmin. De laatste jaren komen er zó veel incestzaken naar buiten, dat het probleem bijna niet meer onderschat wordt. Wél wordt er - mede door de zaak Lancee - door sommigen in toenemende mate getwijfeld aan de geloofwaardigheid van vrouwen die met behulp van hun therapeut hun 'hervonden incestherinneringen' naar boven halen. Want zijn die wel echt?

De politie heeft de indruk dat steeds meer volwassen vrouwen in Nederland aangifte doen van incest, nadat ze zich door psychotherapie hebben herinnerd dat ze in hun jeugd seksueel zijn misbruikt. Een aantal deskundigen staat hier erg sceptisch tegenover en denkt dat bepaalde technieken leiden tot herinneringen aan gebeurtenissen die nooit plaats hebben gevonden. Tot deze groep behoort ook prof.dr. H. Crombag, hoogleraar rechtspsychologie aan de Rijksuniversiteit Limburg. Volgens hem is het onmogelijk dat mensen een traumatisch voorval vergeten. Dat geldt ook voor seksueel misbruik, zei hij vorig jaar toen zijn boek Hervonden herinneringen en andere misverstanden uitkwam.

Nieuwe richtlijn

Minister Sorgdrager van Justitie laat nu nieuwe richtlijnen opstellen waarin wordt vastgelegd hoe de politie met dergelijke zedenzaken moet omgaan. Een werkgroep onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) komt eind dit jaar met plannen hiervoor. Rechtspsycholoog P. van Koppen scgreef in opdracht van Sorgdrager een advies voor deze richtlijnen. Volgens hem komt het nogal eens voor dat een incestverleden als gevolg van een verkeerde therapie gewoon verzonnen is, zonder dat de cliënt dat in de gaten heeft. Om ze het misbruik te laten herinneren passen therapeuten onder andere de recovered-memory-therapie toe, legt de rechtspsycholoog uit. Dit leidt volgens hem tot herinneringen aan gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevonden. "De vrouw hoeft dan de last niet zélf te dragen, maar geeft met het verzonnen verleden een ander de schuld," zegt Van Koppen. In het advies levert hij dan ook kritiek op therapeuten die een rol spelen bij de totstandkoming van de - naar zijn mening - valse beschuldigingen.

Wegstoppen

"Wij geloven er niets van," zegt een medewerkster van Stichting Petra. De interkerkelijke stichting die psychosociale en pastorale hulp aan vrouwen met een incestverleden geeft, is verontwaardigd. "Als je het echt heb meegemaakt, dan moét alle prut eruit, je hebt zó'n moeilijke tijd gehad." Stichting Petra denkt dat verzonnen incestverhalen zelden of nooit voorkomen. Mensen die incest hebben meegemaakt, hebben bijvoorbeeld vaak een slechte seksuele relatie en weten niet precies waardoor het komt. "Je schijnt het weg te kunnen stoppen," zegt de medewerkster die liever niet met haar naam in de krant wil. Volgens haar gaan veel incestslachtoffers gewoon verder en vergeten ze een deel van hun verleden. "Ze wéten het niet meer. Hun geheugen is een soort gatenkaas geworden."

Mevrouw drs. J.A. Kok is hoofd van jeugdafdeling 'De Poort' van het Gliagg. Ze vindt het kwalijk dat een therapeut beslist wanneer iemand seksueel misbruikt is. "Je kunt natuurlijk wel je vermoedens hebben," legt ze uit, "maar het naar boven halen van een eventueel incestverleden is niet de taak van de hulpverlener." Volgens Kok kan iemand moeilijke dingen vergeten bij wijze van overlevingsmechanisme. "Maar dit geldt niet voor seksueel misbruik." Een therapeut kan een incestverleden niet ontdekken, dat kan alleen de patiënt zelf, zegt ze stellig. En een dergelijk verleden hoéft ook niet altijd ontdekt te worden, vinden ze bij het Gliagg. Soms keizen cliënten ervoor om "het potje dicht te houden", aldus mevrouw Kok. "De visie van de hulpverlener mag bij volwassen vrouwen niet een grote rol spelen. Dit zou hooguit bij kinderen kunnen."