Hoe kunnen therapeuten en patiënten het beste omgaan met herinneringen aan misbruik in de kindertijd?

Walter Vandereycken, Psychopraxis - September 1999

Volgens sommige onderzoeken komt misbruik in de kindertijd veel voor. De vaak schrijnende ervaringen kunnen op latere leeftijd ernstige problemen veroorzaken. Bij verschillende psychische stoornissen speelt misbruik vermoedelijk een grote rol. Alle reden dus voor de therapeut om extra gespitst te zijn op dit soort traumatische ervaringen. Daarom maakt het vragen naar deze ervaringen deel uit van elke goede anamnese: het hoort bij de brede verkenning van de achtergrond van de patiënt. Ook in de behandeling dient het ruime aandacht te krijgen. Tegelijkertijd waarschuwen andere deskundigen er echter voor dat therapeuten door een dergelijke houding 'herinneringen' bij patiënten kunnen losmaken die weinig of geen grond hebben. Zij wijzen daarbij op geruchtmakende affaires zoals die van Jolanda uit Epe en getuige X1in België. Maar een interviewer die voortdurend op zijn hoede is om niets 'verkeerd te suggereren' kan geen goed gesprek voeren. Dit geldt evenzeer voor de interviewer die als een detective op zoek gaat naar de 'verborgen waarheid' . Waar doe je als therapeut nu goed aan in het contact met de patiënt? Welke informatie geef je de patiënt?

Of een patiënt al dan niet een traumatische geschiedenis heeft meegemaakt mag niet van doorslaggevende invloed zijn op het algemene behandelingsproces. Met andere woorden: het verandert niets aan de basisprincipes van een goede therapie of men zeker is dan wel twijfelt over een mogelijke geschiedenis van fysiek/seksueel misbruik. Elke behandeling begint met aandacht voor de huidige situatie van de patiënt: zorgen voor veiligheid, oplossen van actuele crises en problemen, verbeteren van het huidige functioneren en ontwikkelen van een therapeutische werkrelatie. Ook bij traumatische ervaringen geldt als basisregel: het verkennen en aanpakken ervan mag niet geïsoleerd worden van een ruimere therapeutische context die zich steeds hier en nu afspeelt. Vertrekkend van deze principes komen hier enkele praktische aspecten aan bod die verbonden zijn aan het ophalen van herinneringen uit de kindertijd. Ze worden zoveel mogelijk als algemene richtlijnen geformuleerd met telkens een korte toelichting.

Werk vanuit een houding van steunende neutraliteit

Hulpverleners moeten zich bewust zijn van eigen opvattingen over de mogelijke betekenis van traumatische ervaringen. Verkenning mag niet worden bepaald door 'geloof' of 'scepsis'. Men moet onzekerheid over de 'juistheid' van verhalen aanvaarden. Komt een patiënt ogenschijnlijk erg snel en gemakkelijk met verhalen dan wordt elke hulpverlener op de een of andere wijze nieuwsgierig ook al komt dit niet direct tot uiting in de verdere vragen.

Een hulpverlener dient de patient spontaan zijn verhaal te laten doen en te letten op de wijze waarop dit wordt gebracht. Zo kan de 'echtheid' worden ingeschat volgens de mate van invoelbare emotionaliteit. Een vaak voorkomend probleem is een afstandelijk verteld traumatisch verhaal. Evenals bij een overdramatiserende vertelling gaat de hulpverlener dan twijfelen aan de echtheid. In plaats van het beoordelen van de inhoud van het verhaal, dient men in dergelijke gevallen meer aandacht te schenken aan de betekenis van de verhaaltoon.

Een hulpverlener die in eerste instantie de 'waarheid' wil achterhalen, zal zich opstellen als detective of rechercheur. Het interview wordt een soort 'verhoor' met vooral aandacht voor feiten: wat gebeurde waar en met wie? Wordt een dergelijk interview gevoerd met een zekere scepsis, dan zal de patiënt dit wantrouwen snel ervaren. Hij of zij kan dan dichtklappen en verdere informatie achterhouden. Maar patiënten kunnen in dergelijke situaties evenzeer bepaalde elementen aan het verhaal toevoegen om de geloofwaardigheid te vergroten. In beide gevallen versterkt dit weer de sceptische houding van de interviewer!

Houdt rekening met vervormingen van het geheugen

Elke herinnering is een reconstructie van het verleden vanuit het heden. Ze is dus nooit compleet en objectief correct. Vervormingen treden des te meer op naarmate er voor de betrokken patiënt een grotere emotionele betekenis is verbonden aan de context van de vroegere gebeurtenis maar ook aan de omstandigheid waarin de herinnering eraan wordt opgehaald.

Een patiënt die als kind slachtoffer of getuige was van ernstig fysiek geweld in het gezin, kan hebben geleerd om als verdediging te letten op bepaalde tekenen van dreigend geweld en zich deze veel nauwkeuriger te herinneren dan het feitelijke geweld zelf. Angst maakt iemand zodanig alert dat men op het moment zelf al een vervormde waarneming heeft van de gebeurtenissen. Bepaalde 'bijkomstige' details kunnen scherp zijn ingeprent en 'belangrijke' kenmerken kunnen compleet naar de achtergrond gedrukt zijn: zo kan het zijn dat een vrouw zich bijvoorbeeld niet meer herinnert hoe een verkrachter eruitzag, maar wel dat hij vreselijk uit zijn mond stonk.
Het ophalen van een pijnlijke herinnering gaat vaak gepaard met een stroom emoties. De patiënt kan bang zijn hierdoor overspoeld te worden maar kan zich evenzeer beschaamd of onveilig voelen. De manier waarop dit wordt opgevangen kan de inhoud en vorm ban het verhaal grondig beïnvloeden. Ook de omstandigheden kunnen hier een bepalende rol spelen: een patiënte die in een therapiesessie heel koel en zakelijk vertelt over het misbruik door haar overleden vader, zal hetzelfde verhaal heel anders vertellen wanneer ze na jaren voor het eerst aan het graf van haar vader staat.

Maak geen gebruik van hypnotische technieken bij geheugenreconstructie

Naast hypnose houdt elke andere techniek om herinneringen 'op te roepen' een gevaar van suggestie in, des te meer naarmate er een sterkere emotionele band bestaat tussen hulpverlener en patiënt.

Het gebruik van 'leeftijdsregressie' in hypnose ('je bent nu 5 jaar oud, thuis op je slaapkamer …') wekt de suggestie dat men de videocamera van het geheugen terugspoelt. Ook al ervaart de gehypnotiseerde zich op dat moment als een kind van 5 jaar, dan nog is dit geen aanduiding voor de juistheid van de ervaring. Als eimand over een levendige verbeelding beschikt kan men allerlei 'nieuwe' ervaringen suggereren zonder dat de betrokkene ze nog kan onderscheiden van de oorspronkelijke ervaring.

Een patiënt die jaren emotioneel is verwaarloosd, krijgt in therapie voor het eerst aandacht van een welwillende hulpverlener. Deze toont bijzondere belangstelling voor de ongelukkige jeugd van de patiënt: naarmate er meer verhalen komen wordt de aandacht van de hulpverlener intenser (in bijvoorbeeld meer of langere sessies) en wordt het levensverhaal van de patiënt het bindingsmiddel met de therapeut. Dit kan zelfs uitmonden in het verschijnsel van 'verhalen van 1001 nacht'; door het opdissen van steeds dramatischer of gruwelijker details wordt de nieuwsgierigheid van de therapeut geprikkeld en weet de patiënt het einde van de therapeutische relatie uit te stellen.

Let op invloeden buiten de huidige therapie

Zowel de aandacht voor als de inhoud van traumatische herinneringen kan beïnvloed zijn door vroegere therapieën, gesprekken met 'lotgenoten' en suggesties in de media (lectuur, film, televisie).

In zaken van zogenaamd geritualiseerd misbruik (vaak in 'satanische sekten') blijken soms opvallend gelijkluidende verhalen te worden verteld (zie bijv. de grote overeenkomsten tussen de beschuldigingen in de Epense zaak en die van 'getuige X1' in België). Voor sommigen pleit dit voor de juistheid van deze verhalen, maar de grote gelijkenis tussen bepaalde verhaalelementen (bijvoorbeeld het aborteren van misbruikte kinderen of het doden van pasgeboren baby's) wijst eerder op de invloed van stereotype gruwelverhalen. Vaak blijkt achteraf dat de betrokken getuigen/slachtoffers al vroeger bijzondere interesse vertoonden voor deze thematiek of er reeds mee in aanraking kwamen via de media (persberichten, interviews, horrorfilms).

Gezien de hiervoor genoemde invloeden van suggestie in de therapie, is het ook belangrijk dat wordt nagegaan met welke personen, onder welke omstandigheden en op welke wijze de betrokkene heeft gesproken over de traumatische ervaringen. In bepaalde therapieën of bij bepaalde therapeuten blijken 'hervonden herinneringen' frequenter voor te komen. Ook moet men aandacht schenken aan mogelijke vervormingen als gevolg van gesprekken met lotgenoten (in zelfhulpgroepen of groepstherapie): de onderlinge steun en betrokkenheid kan ertoe leiden dat men ervaringen van de ander als onderdeel van de eigen ervaring gaat beschouwen.

Leg geen direct verband tussen symptomen en misbruik

Bepaalde klachten of symptomen bij volwassenen kunnen wel frequent voorkomen na een geschiedenis van misbruik, maar vormen er geen bewijs voor. Ook het feit dat iemand zich een bepaalde episode uit zijn leven niet meer herinnert is geenszins een bewijs voor een (vergeten) trauma. Kortom: het kunnen soms wel aanwijzingen zijn maar vormen zeker geen bewijzen.

Dissociatieve stoornissen, met name de dissociatieve amnesie en de dissociatieve identiteitsstoornis (vroeger 'meervoudige persoonlijkheid'), zijn vaak in verband gebracht met een geschiedenis van misbruik (meestal in de kindertijd). De samenhang wordt dan gemakkelijk als een oorzakelijk verband geïnterpreteerd (typische verwarring tussen correlatie en causaliteit). Dit leidt er tenslotte toe dat men op grond van deze klachten of symptomen tot de conclusie komt dat er 'dus wel misbruik moet hebben plaatsgevonden'. Aangezien de verwerking van een traumatische ervaring sterk kan verschillen (afhankelijk van persoon, voorval, omstandigheid) is geen enkele klacht of symptoom te beschouwen als de 'psychiatrische handtekening' van een trauma.

Beoordeel mogelijk misbruik in het geheel van de kindertijd

Leg niet teveel nadruk op seksueel of fysiek misbruik maar geef ook aandacht aan andere belangrijke ervaringen, positieve en negatieve (bijv. emotionele verwaarlozing, gezinsproblemen).

Hoe ernstig een bepaald voorval ook geweest is, de betekenis ervan moet in een ruimere context worden geplaatst. Zo blijkt seksueel en/of fysiek misbruik van kinderen vaak samen te hangen met andere negatieve opvoedingsfactoren. Deze laatste kunnen minder opvallend zijn of moeilijker op te sporen dan bepaalde feiten of gebeurtenissen. Anderzijds staat men vaak versteld hoe kinderen die een rotjeugd doormaakten als volwassene toch een vrij 'normaal' leven leiden.

Behoed uzelf en de patiënt voor acties buiten de therapie

Stel u op als therapeut en gebruik de verworven informatie alleen in de context van de behandeling. Als u het dringend nodig acht de patiënt of anderen te beschermen, laat deze tussenkomst dan over aan een collega met wie u, in overleg met de patiënt, samenwerkt. Meng u niet in juridische acties en adviseer de patiënt deze (voor zover mogelijk) uit te stellen zodat die de therapie niet doorkruisen.

Als therapeut werkt men in een specifieke context van hulpverlening met eigen regels en beperkingen. De informatie vanwege de patiënt wordt verkregen binnen een therapeutische relatie. Door deze emotioneel gekleurde band is de therapeut niet in staat een uitspraak te doen over de 'objectieve' waarde van de in therapie verkregen informatie. Een dergelijke beoordeling moet - na overleg met de patiënt - worden overgelaten aan een deskundige derde (bijvoorbeeld een collega hulpverlener, een advocaat, een vertrouwensarts). De therapeut dient binnen de rol van hulpverlener te blijven, ook tijdens en na eventuele juridische stappen door de patiënt. Dit houdt in dat men de patiënt blijft steunen en begeleiden zonder evenwel direct tussenbeide te komen in acties buiten de therapiesetting (bijvoorbeeld geen getuigenis afleggen). Het is daarbij ook van belang om tijdig met de patiënt de betekenis en gevolgen van bepaalde acties te bespreken (zoals het deponeren van een klacht bij de politie, of het openlijk uiten van beschuldigingen).

Bespreek deze richtlijnen zo open mogelijk met de patiënt

Leg de bovenstaande werkregels uit en maak hierover duidelijk afspraken (eventueel in een schriftelijk contract). Licht de patiënt in over problemen bij de verkenning van verre herinneringen aan negatieve ervaringen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de volgende tips.

OMGAAN MET HERINNERINGEN AAN UW KINDERTIJD

Het is moeilijk uit te maken hoe betrouwbaar herinneringen aan gebeurtenissen of ervaringen uit uw kindertijd zijn. Het is daarom belangrijk dat u juist ingelicht bent over de wetenschappelijke kennis hierover.

Hoe juist is ons geheugen?

Ons geheugen werkt niet als een video die alles opneemt. Elk geheugen is slechts ten dele juist en staat bloot aan allerlei vervormingen. Hoe langer iets geleden is hoe meer kans dat we het ons minder goed herinneren. Elke herinnering is als een verhaal: telkens we het opnieuw vertellen bestaat de kans dat we het verhaal lichtjes veranderen.

Hoe zeker kunnen we zijn van de bron van ons geheugen?

Meestal kunnen mensen een duidelijk onderscheid maken tussen waar gebeurde en ingebeelde gebeurtenissen. Wanneer men echter herhaaldelijk denkt aan een ingebeelde gebeurtenis kan het na een tijd lijken of dit in werkelijkheid is voorgevallen. Dit komt vooral voor bij mensen met een sterk verbeeldingsvermogen.

Hoe ver kan onze herinnering teruggaan?

Van onze eerste twee levensjaren hebben we geen betrouwbare herinnering. Zeer gebrekkige herinnering aan voorvallen en ervaringen van voor het vierde levensjaar is een normaal verschijnsel.

Kunnen we belangrijke gebeurtenissen volledig vergeten zijn?

Of we belangrijke ervaringen volledig 'verdrongen' kunnen hebben is een vraag waarover deskundigen het nog niet eens zijn. Het wordt in het algemeen weinig waarschijnlijk maar niet onmogelijk geacht dat men een zeer ernstige of emotioneel ingrijpende gebeurtenis volledig en ongewild vergeten is geraakt en deze pas veel later herinnert ('uitgestelde' of 'hervonden' herinnering). Men moet hier een onderscheid maken tussen echt vergeten zijn en er liever niet aan herinnerd worden.

Kan hypnose helpen bij het ophalen van herinneringen uit de kindertijd?

Dat men met behulp van hypnose kan 'terugkeren naar de kindertijd' is een populaire opvatting. Maar de betrouwbaarheid van deze methode wordt sterk betwijfeld omdat herinneringen die tijdens hypnose opkwamen achteraf vaak onjuist of sterk vervormd bleken te zijn. Vooral mensen met een sterke verbeelding zijn hiervoor vatbaar. Gebruik van hypnose of soortgelijke technieken (bijv. 'geleide fantasie') voor het 'herbeleven' van slechte ervaringen wordt daarom afgeraden.

Is het goed om zelf doelbewust op zoek te gaan naar herinneringen?

Het 'forceren' van herinneringen kan ertoe leiden dat u valse herinneringen maakt of dat u overspoeld wordt door pijnlijke herinneringen die u voorheen geleerd had te vermijden. Laat uw geheugen op een natuurlijke en spontane wijze werken en vergeet niet dat huidige problemen niet noodzakelijk voortkomen uit negatieve gebeurtenissen in het verleden.

Wat moet ik doen als er onverwacht een beeld uit mijn kindertijd in mijn geest opkomt?

Een plots opduikend beeld is niet direct een herinnering, maar kan ook een inbeelding zijn, of iets uit een droom of afkomstig van een andere bron dan uw geheugen (bijv. een verhaal of een film). Het feit dat iets erg levendig en met veel details in uw geest verschijnt betekent niet dat het daarom een juiste herinnering is. Bespreek dit met een deskundige hulpverlener.

Prof. dr. W. Vandereycken is hoogleraar psychiatrie aan de Katholieke Universiteit Leuven en hoofd van de afdeling directieve therapie van de Kliniek Alexianen te Tienen.