Nieuwe slag in de geheugenoorlog

Hervonden herinneringen blijken vaak vals

Frank van Kolfschooten, Intermediair 9 december 2004

Twee boeken over de soms verraderlijke werking van het geheugen geven nieuwe voeding aan de Memory Wars onder psychologen.

'Ik voel het gebeuren. Steeds opnieuw voel ik penissen in mijn mond en tegen mijn lippen aanduwen. Kokhalzend en vol walging onderga ik deze herbeleving. Dagenlang ben ik er ziek en misselijk van.' Een heftige passage uit het onlangs verschenen boek Vaag verleden. Hoe ik ging geloven in fictieve herinneringen, van Kitty Hendriks. Zij beschrijft daarin in dagboekvorm hoe ze alleen maar dieper in de put raakte onder invloed van een therapeute bij wie ze hulp had gezocht voor psychische problemen ten gevolge van seksueel misbruik in haar tienertijd. Steeds gruwelijker herinneringen kwamen naar boven tijdens de therapie: ze was misbruikt tijdens seksfeesten van haar ouders, ook door haar vader, en herinnerde zich door haar tante te zijn gedwongen tot seksspelletjes met een hond. Hendriks viel ten prooi aan nachtmerries en paniekaanvallen, stopte zich vol met eten, raakte aan de drank en werd sterk afhankelijk van haar therapeute, die een spel van aantrekken en afstoten met haar speelde.

De eerste twijfels over haar 'hervonden' herinneringen kreeg Hendriks toen een vrouw uit haar therapiegroep zei niet langer te geloven dat zijzelf slachtoffer was geweest van satanisch ritueel misbruik. Hendriks begon boeken te lezen over dit onderwerp, onder meer van de Amerikaanse geheugenpsychologe Elizabeth Loftus, de voortrekster in verhitte wetenschappelijke debatten die bekend zijn geworden als de Memory Wars. Dat opende Hendriks de ogen: ze was weliswaar misbruikt in haar tienertijd - daarvoor was ze immers in therapie gegaan - maar alle hervonden herinneringen aan misbruik waren vals, concludeerde ze tenslotte, en waren het gevolg van de sterk suggestieve werkwijze van haar therapeute. Een klacht bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg haalde niets uit, omdat de therapeute niet geregistreerd was. Om anderen te behoeden voor het ontwikkelen van fictieve herinneringen aan traumatische gebeurtenissen besloot Hendriks als eerste Nederlandse retractor - zoals deze patiënten in de Verenigde Staten zijn gedoopt - haar ervaringen op schrift te stellen.

Valse herinneringen

Harald Merckelbach, hoogleraar experimentele psychologie aan de Universiteit Maastricht, is blij met het verschijnen van het boek. 'Het is belangrijk dat retractors de moed hebben hun verhaal op papier te zetten, zodat mensen een indruk krijgen hoe valse herinneringen tot stand kunnen komen. Leken hebben intuïtief het idee dat een herinnering die je in therapie naar boven haalt bij benadering correct en accuraat moet zijn. Hendriks' verhaal laat zien dat dat niet zo hoeft te zijn en toont ook welke ingrijpende gevolgen zulke pseudo-herinneringen kunnen hebben.

Merkelbach verwacht dat Hendriks' boek therapeuten alerter zal maken op wat er kan gebeuren in de therapieruimte. 'Sommige therapeuten zullen haar verhaal mogelijk ervaren al een aanval op het instituut psychotherapie, maar dat zou onterecht zijn. De therapeute die hier aan het werk is geweest, ontbeerde de noodzakelijke vakkennis, zo bleek ook uit een interview met haar in NRC Handelsblad.

In rechtszaken over hervonden herinneringen waarbij Merckelbach optrad als getuige-deskundige, is hem gebleken dat er vrijwel nooit reguliere therapeuten bij betrokken zijn, maar bijna altijd alternatieven. 'Het zijn vaak therapeuten die de vakliteratuur niet bijhouden en gedateerde ideeën hebben over het geheugen en over symptomen die zouden wijzen op seksueel misbruik en verdringing. De stelling dat praten geen kwaad kan gaat niet op, je moet dat overlaten aan een geschoolde geregistreerde psychotherapeut. De doorsnee therapeut die bij een Riagg werkt, hanteert veel beter onderbouwde therapievormen en heeft ook beter door welke risico's er verbonden zijn aan therapieën.'

Merckelbach ziet veel in het voorstel van minister Hoogervorst om therapieën voortaan net als medicijnen te voorzien van een bijsluiter. 'We weten bij allerlei interventies hoe vaak er succes wordt geboekt en wat er mis kan gaan. Die kennis moet je cliënten niet onthouden. Het zal ook bijdragen aan de disciplinering van psychotherapeuten als je aan de hand van de bijsluiter kunt aantonen dat een therapeut te ver is gegaan.'

Dubieuze omstandigheden

De ervaringen van Kitty Hendriks zijn beslist niet uniek, beklemtoont Merckelbach. In zijn binnenkort te verschijnen boek Hoe een CIA-agent zijn geheugen hervond en andere waargebeurde verhalen geeft hij veel meer voorbeelden van de soms misleidende werking van het geheugen, al dan niet in therapeutische setting. Hij onderscheidt drie soorten herinneringen: verzinsels, herinneringen die mensen oprecht als accuraat ervaren, maar dat toch niet zijn, en bij benadering accurate herinneringen. 'De waarheid is dat psychologen en psychiaters niet in staat zijn om die drie soorten herinneringen van elkaar te onderscheiden. Wel kunnen ze een soort reconstructie maken van de ontstaansgeschiedenis van een herinnering en zo vaak aangeven dat deze is opgehaald onder dubieuze omstandigheden.'

Merckelbach wijst erop dat de fysieke reacties van patiënten op herinneringen zeer verraderlijk kunnen zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Richard McNally onder alien abductees, mensen die ervan overtuigd zijn dat ze ooit ontvoerd zijn door buitenaardse wezens. 'Abductees reageren ongelooflijk sterk op informatie die gerelateerd is aan hun vermeende ontvoering. Ze krijgen een hogere hartslag, gaan zweten en spannen hun spieren. Zulke heftige reacties geven de patiënt zelf of anderen al snel de indruk dat hun verhaal wel waar moet zijn, terwijl dat toch zeer onwaarschijnlijk is. Ook Hendriks beschrijft dat bepaalde herinneringen die achteraf vals bleken, gepaard gingen met heftige lichamelijke gewaarwordingen.'

Er bestaan diagnostische tests waarmee kan worden vastgesteld of iemand persoonlijkheidskenmerken heeft die kwetsbaar maken voor het ontwikkelen van pseudo-herinneringen. Merckelbach: 'Zulke tests zouden therapeuten standaard af moeten nemen bij misbruikpatiënten om vooraf een idee te krijgen wat voor vlees ze in de kuip hebben. Bij erg kwetsbare mensen moet je oppassen met het aanjagen van de fantasie en met het laten bijhouden van dagboeken; hypnose is helemaal gevaarlijk. Zaligmakend is het natuurlijk niet als je weet dat je met een patiënt met een sterk ontwikkeld fantasieleven van doen hebt, want ook die kunnen werkelijk slachtoffer zijn geweest van allerlei ellende.'

Traumatische ervaringen

In het voorwoord van Vaag verleden kritiseert de Amsterdamse rechtspsycholoog Peter van Koppen het in februari van dit jaar verschenen rapport van een commissie van de Gezondheidsraad over hervonden herinneringen, omdat dit ruimte laat voor andere opvattingen over de werking van het geheugen dan de onder geheugenpsychologen vigererende, die zegt dat het onmogelijk is om traumatische ervaringen lange tijd geheel uit het geheugen te bannen en vervolgens weer op te diepen. Met name commissielid psycholoog en psychotherapeut Nel Draijer, universitair hoofddocent bij de vakgroep psychiatrie van de Vrije Universiteit, wordt op de korrel genomen. Zij blijkt verbaasd over die aanval. Door haar klinische en onderzoekservaringen is Draijer er net als Merckelbach en Van Koppen van overtuigd dat te sterk sturende behandelaars herinneringen kunnen genereren aan gebeurtenissen die feitelijk nooit hebben plaatsgevonden. 'Maar ik ben er ook van overtuigd dat mensen traumatische herinneringen kunnen terugkrijgen die verwijzen naar belastende gebeurtenissen in de voorgeschiedenis. Maar je moet dat als behandelaar niet gaan suggereren of sturen daarin. In tegenstelling tot psychologen als Merckelbach en Van Koppen heb ik een en-en-standpunt. Dat was ook het standpunt van de commissie van de Gezondheidsraad. Geheugenpsychologen zien geen enkele reden om te geloven dat het geheugen van getraumatiseerde mensen anders functioneert dan bij gewone mensen. Ik denk dat we nog onvoldoende weten over het getraumatiseerde geheugen om dat staande te houden,' zegt Draijer.

Zij doet onder meer onderzoek naar patiënten met een complexe vorm van posttraumatische stressstoornis: mensen die chronische klachten hebben overgehouden aan onder andere seksueel misbruik in de kindertijd en die grote problemen met relaties hebben omdat ze zo wantrouwend zijn geworden. 'Die groep patiënten blijkt een slechter kortetermijngeheugen en concentratievermogen te hebben dan volwassenen zonder die stoornis. Hun geheugen werkt dus wel degelijk anders, al weten we nog niet precies wat en of er iets anders is in hun hersenen. Wel is bekend dat stress de geheugenfuncties aantast.'

Mogelijk is een deel van de verschillen in opvattingen terug te voeren op het gegeven dat geheugenpsychologen naar verhouding weinig patiënten zien, denkt Draijer. 'Veel onderzoek is gebaseerd op studentenpopulaties. Geheugenpsychologen hanteren het wetenschappelijk experiment als maatstaf van kennis, maar bij ernstige trauma is dat nu eenmaal niet goed mogelijk. Samenwerking tussen clinici en experimenteel onderzoekers is dan ook noodzakelijk als het om het geheugen van ernstig getraumatiseerde patiënten gaat.'

Ook Merckelbach ziet mogelijkheden om de vijandelijke opvattingen dichter bij elkaar te brengen. In verdrongen herinneringen zal hij nooit gaan geloven, maar hij kan zich wel voorstellen dat patiënten tijdens een therapie tot een herinterpretatie komen van een gebeurtenis die altijd al in hun geheugen aanwezig is geweest. 'Ze hebben dan bijvoorbeeld altijd weet gehad van misbruik of mishandeling door een familielid, maar dat nooit als abnormaal ervaren. Pas door de therapie gaan ze zich realiseren dat die ervaring helemaal niet normaal was. Dat is natuurlijk schokkend en dat beleven zulke patiënten dan als een ervaring die ze jarenlang verdrongen hebben.'

Getraumatiseerde mensen hebben vaak over de hele linie schaarse autobiografische herinneringen. Ook dat komt volgens Merckelbach niet door repressie, maar doordat mensen hun traumatische ervaringen als een ankerpunt gaan gebruiken voor al hun volgende ervaringen. 'Die nieuwe ervaringen vallen in het niet bij het dominante thema in hun leven. Ze coderen allerlei details niet omdat ze die te onbelangrijk vinden, met als gevolg zeer schrale herinneringen. Het is heel begrijpelijk dat zulke mensen denken dat hun schaarse autobiografie het gevolg is van verdringing, maar dat is dus niet zo. Wie weet kan een beter begrip van dit soort fenomenen een einde maken aan de geheugenoorlog.'


Kitty Hendriks, Vaag verleden. Hoe ik ging geloven in fictieve herinneringen. L.J. Veen, Amsterdam 2004, ISBN 9020404741, € 16,95

Marko Jelicic en Harald Merckelbach, Hoe een CIA-agent zijn geheugen hervond en andere waargebeurde verhalen. Contact, Amsterdam 2005, ISBN 9025426611, € 26,90